commissie het, zonderling genoeg, bij haar onderzoek niet noodig
geacht heeft den Opperbevelhebber te hooren. Verder blijkt uit het
overzicht, dat de Regeering in Nederland, evenals hier te lande, in
het einde van den oorlog aanleiding gevonden heeft alle in uit
voering zijnde verdedigingsmaatregelen stop te zetten, zoodat er
alle kans bestaat, dat de hoogst onbevredigende toestand, waarin
ons krijgswezen bij het uitbreken van den oorlog verkeerde, ook
in de toekomst gehandhaafd blijven zal. Waarom dan niet liever als
Denemarken den sprong naar ontwapening gedaan en het leger
vervormd tot een grenspolitie (journal of the Royal United Service
Institution. Mei 1919, blz. 348)?
Majoor Bruyn zet zijn lessen over het houden van theorie over
krijgstucht voort.
Artilleristisch Tijdschrift, No. 6, Juni 1919.
Het Juninummer van het Artilleristisch Tijdschrift begint met een
In Memoriam ter eere van twee jonge artilleristen, Perk en Duinker,
die op een vliegtocht naar Kopenhagen zijn omgekomen
Kolonel Logger vervolgt zijn opmerkingen over organisatie en
oefening van houwitserbatterijen, waarvan de laatste verschenen is in
de Sept.-afl. van den vorigen jaargang. Hij betoont zich een tegen
stander van de indeeling van houwitsers van 12 cM. bij de veldartil
lerie, omdat dit materieel belangrijk zwaarder is dan het veidmateriëel
van 7,5 cM. en dus beter thuis is bij de zware artillerie te velde.
Bij de opleiding wenscht Schr. van huis uit te specialiseeren. In een
naschrift betoogt Kapitein Carstens, dat de houwitser van 12 cM
als te zwaar voor de eigenlijke veldartillerie en met te weinig ballis
tisch vermogen voor een zwaren veldhouwitser, visch noch vleesch
is. Hij geeft de voorkeur aan een veldhouwitser van 15 cM.
Luit.-Kolonel Bomert vervolgt zijn studie over het beschieten
van vliegtuigen door Artillerie.
Kapitein Portheine gaat door met zijn bespreking van mijnwer-
pers. Hij verhaalt, dat het nieuwe wapen door de Duitschers reeds
bij den aanval op Luik werd gebruikt, knoopt aan deze mededeeling
een korte beschouwing over de groote kwetsbaarheid der z. g.
eenheidsforten vast en legt uit, hoe de later toegepaste differen-
tiëering in breedte en diepte het „nazoeken" van de vijandelijke
stelling door mijnwerpers noodzakelijk maakte en hoe toen ver
schillende types van deze wapens ontstonden.
Onder den titel „Allerlei" behandelt Kapitein Ridder van Rap-
RARD het gebruik van scheepsstaal voor scherfvrije constructies bij
den batterijbouw, het reinigen en smeren van tappen en tappannen,
het rad keeren of afnemen zonder krachtwerktuig bij vuurmonden
op rembedding, het schrijven van telefoonberichten, artillerie-ver-
kenningspatrouilles en het draagvermogen van houtconstructies.
Een artikel over parallax bevat weinig of geen nieuws.
Ten slotte boekbespreking en overzicht van tijdschriften.
P.
726