voor de steunverleening zelf zal hebben te verschaffen, waartoe hare .-organen in nauwe aanraking moeten blijven met de voorste linie van de te ondersteunen infanterie. Het lijdt derhalve geen twijfel, dat de Duitsche oorlogservaring zich heeft uitgesproken ten gunste van hen, wier standpunt ik hierboven het laatst vermeldde. Tot de taak van evenbedoelde organen behoort uiteraard in de eerste plaats de vuurleiding in te lichten omtrent de liggging der schoten ten opzichte van het doel. Naast deze technische- hebben zij echter ook een tactische taak te vervullen, n.l. om de vuurlei ding gegevens te verschaffen ter beoordeeling van de meest ge schikte tijdstippen voor beschieting van het aanvalsdoel en verder al die gegevens, welke ten bate van de steunverleening kunnen strekken. In een vorig artikel (l.M.T. 1919, No: 5, blz. 446) vestigde ik er reeds de aandacht op, dat hetgeen door middel van het gehoor valt af te leiden uit den gang van het vuurgevecht der infanterie nuttige aanwijzingen kan bevatten voor de vaststelling van evenbedoelde tijdstippen. Kapitein van der Poll laat zich in zijn hoogergenoemd opstel zeer sceptisch over dit hulpmiddel uit en spreekt met kwalijk verborgen ironie over „samenwerking op het gehoor": een minder eigenlijke uitdrukking. w£lke een ruim veld opent voor allerlei misvattingen. Met het oog op dit laatste zal ik, hetgeen ik over deze quaestie schreef, met enkele voorbeelden toelichten. I. Denken wij ons, dat aan een bepaalde afdeeling infanterie is opgedragen zich meester te maken van een door den vijand bezet terreinvoorwerp (kampong, onderdeel van een kampong, heuvel, tuin of iets dergelijks), en dat voor de ondersteuning van dezen aanval een bepaalde afdeeling artillerie is aangewezen. Stel verder, dat de vijand in de richting, van waaruit hij zal worden aangevallen, beschikt over een vrij schootsveld van 9C0 M. diepte, aan dezen kant begrensd door een strook bedekt terrein, en dat van uit een hooger gelegen punt achter (aan dezen kant van) laatstbedoelde strook, het aanvalsdoel en het daarvoor gelegen open terrein over een diepte, gerekend van af het aanvalsdoel, van 300 M. is in te zien. Laten we voorts aannemen, dat de commandant van de ondersteunende artillerie zich dit punt als opstellingsplaats voor zijn persoon heeft gekozen. Hij zal dan het verschijnen van de eigen infanterie op het open terrein niet kunnen waarnemen. Door middel van oog en oor hij ziet n 1. het schieten van 's vijands zijde en hoort dat van de eigen infanterie, die voor hem nog on- 739

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 201