wordt uitgerust, zoodat het in geen enkel opzicht bij elk ander le ger van dezelfde sterkte behoeft achter te staan; zij achten het op leggen van den dienstplicht onverantwoord en eiken penning weg gegooid, wanneer de weermacht van minderwaardig of onvoldoend materieel wordt voorzien. Daarom zouden zij gaarne van de Regee ring vernemen, hoe deze zich het toekomstige Indische krijgswezen met al zijn levende en doode strijdmiddelen voorstelt. Dit is ook m.i. het eenig juiste standpunt, waarvan men bij de reorganisatie van onze geheele weermacht, waarvan de invoering van dienstplicht slechts een onderdeel is, behoort uit te gaan Om nu de consequen ties van een en ander zoo goed mogelijk te kunnen overzien, vroe gen deze zelfde „vele" leden eenige inlichtingen betreffende de ver moedelijke kosten. Het is duidelijk, dat het antwoord van de Re geering op deze vraag van grooten invloed zijn zal op de stem, die zal worden uitgebracht. Immers, blijken deze kosten zoo hoog, dat zij met zekerheid een storenden invloed op de economische ontwikkeling dezer landen zullen uitoefenen, dan ligt het voor de hand,dat van een grondi ge reorganisatie van ons krijgswezen moet worden afgezienmen moet dan het zekere voor het onzekere nemen, d w z., om de kans niet te loopen, dat een buitenlandsche mogendheid de politieke en eco nomische ontwikkeling van Indië komt storen, moet men niet door dure toerustingen met zekerheid de economische ontwikkeling van dit land gaan stremmen. Echter worde deze zaak niet te tragisch opgevat: wanneer Japan met zijn betrekkelijk geringe hulpbronnen in staat is een land- en zeemacht van den eersten rang op de been te houden, dan is een rijk land als Indië zeer zeker in staat om een alleszins voldoende verdedigingsmacht te betalen. Onder de vragen betreffende de financiëele consequenties van een gereorganiseerd krijgswezen is er ook een over het aandeel, dat de Nederlandsche schatkist in de kosten der Indische weermacht voor haar rekening nemen zal. Nu is het een feit, dat het Neder landsche kapitaal een groot belang heeft bij de handhaving van onze vlag in den Indischen archipel en het zou derhalve niet meer dan billijk zijn, indien het een deel der onkosten tot handhaving van onze vlag voor zijn rekening nam; met het stichten van een technische hoogeschool alleen komt het niet van dien zedelijken plicht af. Maar het is geheel uitgesloten, dat het Opperbestuur een belangrijk deel der kosten (i) van Indië's verdediging ten Tegenwoordig komt een deel der kosten van de in Indië aanwezige scheepsmacht ten laste der staatsbegrooting. 759

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 221