van het te scheppen dienstpüchtleger, als dit opgeleid en aange
voerd wordt door beroeps-officieren van mindere qualiteit.
Een bij het verslag gevoegde nota van den Legercommandant zet
de voor- en nadeelen van gelijkwaardige en niet-gelijkwaardige
opleiding nader uiteen. Als bezwaren tegen eenvormige opleiding
werd o.a. genoemd, dat het langer duren zal, voordat de eerste
Indische officieren zijn afgeleverd, dat de promotiekarsen van de
Indische officieren bij die der Nederlandsche ten achter zullen staan,
omdat ook bij gelijkwaardige opleiding de Nederlandsche jongelieden
althans in den eersten tijd beter onderlegd dan de Indische zullen
blijken en dat een gelijkwaardige opleiding gelijke bezoldiging
eischt, hetgeen voor de schatkist niet te dragen zou zijn.
Hiertegen werd aangevoerd, dat de behoefte aan officieren in de
eerste jaren na invoering van den dienstplicht niet zoo dringend
zal zijn, omdat het toch tal van jaren duren zal, voordat het dienst
püchtleger zijn volle sterkte zal hebben. Dat ook bij gelijkwaardige
opleiding de uitkomsten van de vakopleiding, althans in de eerste
jaren h. t. 1. minder dan die in Nederland zijn zullen, werd toege
geven, meer op voorbeeld van Japan zou men hieraan door applica-
liescholen voor officieren tegemoet kunnen komen. Dat gelijke bezol
diging van de in Nederland en in Indië opgeleide Officieren de schatkist
op ongehoorde offers zou komen te staan, vond natuurlijk geen tegen
spraak, maar vele leden achten gelijke bezoldiging bij gelijkwaardige
opleiding volstrekt niet noodig. Immers, bij een mettertijd in te voeren
algemeen Indisch bezoldigingsstelsel zal een dergelijk verschil ver
moedelijk in alle takken van dienst aanvaard moeten worden als
gevolg van de noodzake ijkheid om hier te lande voorloopig nog elders
opgeleide krachten te gebruiken, die betrekkelijk groote geldelijke
voordeeien eischen om tot dienstneming in een voor hen vreemd land
over te gaar. Het is waar, dat men in sommige takken van dienst er
reeds toe overgegaan is de bezoldiging te regelen alleen naar be
kwaamheid, zonder rekening te houden met afkomst of landaard,
en .ook heeft de commissie tot overweging van een Indisch bezol-
digingsste sel de zg tropentoelage riet willen aanvaarden, maar het
zal toch wel geen nader betoog behoeven, dat èn de steeds hooger
wordende eischen van de nu nog onmisbare, uit Europa afkomstige
landsdienaren èn de zich steeds uitbreidende overheidsbemoeiïng op
den duur het finnanciëel onmogelijk maken de uit de „blijver»" ver
kregen krachten even hoog te bezoldigen als hun uit Europa afkomstige
collega's. Ook de Regeering, welke het oordeel van den Volksraad
over deze zaak gevraagd heeft, is van deze meening.
763