Het verslag brengt de bezwaren tegen deelneming van vreemde Oosterlingen aan den dienstplicht terug tot de bedenking, die tegen de huidige regeling van het Nederlandsch-onderdaanschap kan wor den aangevoerd, n 1., dat zij de hier geborenen van vreemden land aard tegen hun wil in ons staatsverband brengt. Vele leden achten het daarom wenschelijk, deze regeling te herzien in dier voege, dat bedoelde personen voor het Nederlandsch-onderdaanschap zou den kunnen opteeren. Ook om andere redenen, die echter met het thans behandelde onderwerp niets te maken hebben, schijnt een herziening van de bepalingen op het Nederlanderschap en het Neder landsch-onderdaanschap wenschelijk, maar men vergete ook niet, dat de vreemde Oosterlingen hier geheel vrijwillig komen, klaar blijkelijk, omdat zij het hier beter hebben dan in hun eigen land, en dat zij en hun nakomelingen zich dus te schikken hebben naar de wetten van het land, waar zij zich geheel uit eigen beweging hebben gevestigd. Het verslag behandelt in het kort nog eenige andere onderwerpen, zooals een raad van defensie, een weerbelasting e d., die ik echter voorbij ga, omdat ik alleen een overzicht wilde geven van de mee ning van den Volksraad over het opleggen van dienstplicht aan de inheemsche bevolking, voor zoover die meening uit het afdelings verslag blijken kan. Om dezelfde reden maakte ik geen melding van de beschouwingen over het voor Indië meest verkieslijke verdedi gingsstelsel. j. C. Pabst. 766

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 228