Dat gebeurt gewoonlijk bij andere vereenigingen ook. En dan vind ik het verder eenigszins klein om te zeggen, dat het der Regeering onbekend is, of en zoo ja door wie zij, die vroe ger in het hoofdbestuur zaten, zijn vervangen. Dat zou men kunnen informeeren. De statuten stuurt men gewoonlijk niet aan bepaalde personen terug, maar aan het hoofdbestuur van den soldatenbond. Als men dien weg volgt, dan zal men er wel achter komen, wie thans in dat bestuur zitten. Voorts wordt opgemerkt, dat leden van het oude hoofdbestuur betrokken waren bij de ongeregeldheden in November, en hiermede kom ik op den z.g. soldatenraad, welke in November bijna tot stand was gekomen. Nu wil ik direct verklaren, dat ik tegen zoo'n raad ben, want op die manier zou men vervallen van het eene militairistische stelsel in het andere. Ik geloof, dat die oprichting van een soldatenraad gezien moet worden in het licht van de rumoerige tijden, die wij in November min of meer beleefd hebben. Ik heb die plannen nooit ernstig opgevat en ik geloof, dat de Le gercommandant zich ook niet erg ongerust heeft gemaakt over dien soldatenraad; ik geloof, dat men, om de woorden, die gisteren door den heer Muurling hier zijn gebezigd, te gebruiken, daarin moet zien een dwaze vertooning, een ondoordachte streek van eenige opge schoten jongens, die niet de gevolgen hebben kunnen overzien van hetgeen zij bezig waren te doen. Ik geloof, dat wanneer een man als Brandsteder hier niet in de gevangenis had gezeten, maar in Soerabaja was geweest, er geen sprake zou zijn geweest van het vormen van een soldatenraad. Dat heeft hij mij zelf verklaard. Maar in elk geval vi id ik het geen reden om, omdat enkele oud-hoofdbestuursleden zich aan die onge regeldheden hebben schuldig gemaakt, aan den soldatenbond rechts persoonlijkheid te onthouden. ik zou den Legercommandant verder willen vragen, en ik heb dit in een particulier gesprek ook reeds gedaan, of zij, die sol daten, werkelijk de ware schuldigen zijn. Ik geloof, dat de ware schuldigen nu vrij rond loopen, misschien ergens in Holland. Zijn die soldaten niet de slachtoffers? Heeft de bond die ongeregeld heden gewild? Heeft het bestuur dat gewild? Ik moet daaraan twijfelen. 4 Ik heb in het voorloopig verslag ook de vraag gesteld, hoe het eigenlijk afgeloopen is met de oprichters van dien raad en tot rnijn spijt lees ik nu dat daarvan nog niets bekend is, hoewel het feit reeds 7maand geleden plaats heeft gehad en ik zou er bij den Legercommandant ernstig op willen aandringen om in deze clemen tie te toonen en deze feiten te bezien in het licht van dien onrus- tigen tijd. Waar ik dus ten slotte op aandring is om zoo spoedig mogelijk rechtspersoonlijkheid aan den soldatenbond te verleenen en den soldaten de noodige vrijheid te geven. Mocht blijken, dat dit tot 797 L M. T. 50 1919.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 259