De heer Muur ling is toen tegen deze beschouwingen min of meer opgekomen en heeft gezegd, dat ik het leger geheel miskende, dat het leger humaan optreedt en groote zelfbeheersching ten opzichte van de bevolking toont. Ik wil hier geen onnoodigen blaam op het leger werpen, maar het leger is niet altijd tactvol en humaan opge- treden. Ik wil hier alleen maar in herinnering brengen, wat door den heer Teeuwen gisteren nog hier medegedeeld is en wat vroe- ger door den katholieken afgevaardigde van Weert, Jhr. de Steurs, in de Tweede Kamer te berde is gebracht, wanneer hij elk jaar weer de gruwelen hekelde, welke gepleegd werden in Atjeh en elders: ik geloof niet, dat ik overdreven heb, toen ik wees op enkele feiten, die in Kediri plaats hadden. Na de zitting is door het Bataviaasch Nieuwsblad een onderzoek ingesteld, een onpartijdig onderzoek. De berichten, die toen in die courant hebben gestaan, hebben vol komen bevestigd, hetgeen door mij is medegedeeld in den Volksraad: Ik wil hier even in zooverre een fout herstellen, toen door mij gemaakt, dat, waar ik heb gesproken over de soldaten in Kediri, ik had moeten spreken over de soldaten in N o o rd-Kediri. De be richten, die ik had, waren inderdaad afkomstig uit Noord-Kediri en de courantenberichten bevestigden de juistheid van mijn bewering. Het optreden der militairen te I oeloeng Agoeng., van de maréchaus- sées, gaf geen aanleiding tot erstige klachten. Ik spreek hier dus speciaal over het optreden der militairen in Noord-Kediri. Ik zal natuurlijk niet aanhalen, wat allemaal in de courant daar- omtrent gestaan heeft. Im groszen und ganzen is volkomen bevestigd, wat ik medegedeeld heb in de vergadering van 1 Maart. Enkele passages uit die courant zal ik echter even voorlezen. In het Bata viaasch Nieuwsblad van 20 Maart >919 le editie, lees ik: „Terzake thans, want er ligt nog een heel zondenregister voor ons. De inianterie heeft het zich tot gewoonte gemaakt en alweer moeten wij voorop stellen, dat onze informaties niet afkomstig zijn van vertegenwoordigers dier „luie" bevolking om te ageeren op berichten van administrateurs en onder nemingsmandoers met absolute negatie van de Inlandsche politie hoofden. De verslaggever van genoemd blad heeft mij inderdaad bevestigd; dat hij geen tijd had bij de bevolking te informeeren. De infor maties zijn ingewonnen bij het bestuur en de militaire autorieiten zelf, niet bij de bevolking; dan waren er misschien veel ergere dingen aan het licht gekomen. Ik vervolg: „De officieren logeeren bij voorkeur in de logeergebouweri der suikerondernemingen. Men begrijpe ons vooral goed, wij vermelden dit laatste niet omdat wij den heeren officieren eenige accomodatie misgunnen' Integendeel. Maar de indruk leeft door één en ander diep bij de bevolking voort, dat de soldaten er zijn om alleen de suiker- en casave- ondernemingen te helpen. En niet om ook diefstal van het be-- volkingsproduct tegen te gaan en te voorkomen. Van veel tact getuigt het één noch het ander. 800

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 262