De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: De beslissing is bij de Regeering. De heer Cramer: Ik wou dan dit nog onder de aandacht van den Legercommandant brengen, dat wanneer er iets in staat over bestuursambtenaren, de bestuursambtenaren ook in de gelegenheid gesteld moeten worden om zich daarover te verantwoorden. De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van OorlogDat is geschied, mijnheer Cramer. De heer Cramer: Het spijt mij, dat inderdaad het rapport niet onder onze oogen komt, want gaarne zou ik het resultaat van het onderzoek van den heer Van Rietschoten hebben willen zien. De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van OorlogIk wil U het rapport van a tot z mededeelen. De heer Cramer: Het onderzoek heeft inderdaad resultaten gehad. Ik ben daarvoor den Legercommandant erkentelijk, want in de gesties van de militairen, zoowel in Zuid- als in Noord-Kediri, zijn veranderingen gekomen na het onderzoek van den Legercom mandant. Dit biijkt ook uit verschillende courantenberichten: Het Soerabajaasch Handelsblad bv. heeft den heer Van Rietschoten daarover aangevallen en ook in de Nieuwe Soerabajasche Lourant heeft een artikeltje gestaan, waarin op het volgen van een andere koers werd gewezen. f j,i4. Ik wil op dit artikeltje niet diep ingaan, doch daaruit blijkt, dat buitengewone maatregelen, die vroeger waren genomen, thans na het bezoek van den Legercommandant achterwege werden gelaten, ten maatregel, die veel kwaad bloed heeft gezet, was, dat personen, die zich 's nachts op den openbaren weg bevonden en zonder licht liepen, door dc militaire patrouilles in arrest werden geno men. Thans is het consigne volgens dat bericht zoodanig gewij zigd, dat de patrouilles slechts die bevoegdheid hebben, wanneer door hen personen op heeterdaad op het stelen van de te velde staande gewassen worden betrapt. Grobaks, zoomede personen, die keiella of riet vervoeren en vroeger in het bezit moesten zijn van een pas, mogen niet meer aangehouden of onderzocht worden, ot één en ander al dan niet van diefstal afkomstig is. Verder lees ik nog: Ook moeten de patrouilles hen ongemoeid laten, die op zicht- bare wijze wapenen, ook die, welke niet voor veldarbeid be- noodigd zijn, bij zich dragen. Troepen Inlanders, die zich ge- zamenlijk des nachts verplaatsen, mogen eveneens niet meer worden aangehouden of opgebracht. Dobbelpartijen mogen niet meer overvallen worden en vergaderingen van de b. I. mogen niet meer door officieren worden bijgewoond". 803

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 265