bemoeien de militaire autoriteiten er zich absoluut niet mee. Ik
hoor bijv. zelfs nooit, hoe dergelijke zaken afgedaan worden tenzij
ik er bepaaldelijk naar vraag. Het is een zaak geheel van militairen
aard, maar die buiten de militaire autoriteiten als zoodanig omgaat.
De heer Crmer: Mijnheer de Voorzitter! Ik neem met de ver
klaring van Generaal Van Rietschoten genoegen, doch ik zou gaarne
de stukken willen lezen, die gezonden zijn aan den Procureur-
Generaal. Naar mij is medegedeeld, zijn de processen-verbaal over
deze kwestie opgemaakt door het Binnenlandsch Bestuur, gezonden
aan den Procureur-Generaal en die zou ik nu heei gaarne ter
lezing ontvangen.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Legeren
Hoofd van het Departement van Oorlog: U zult uit het antwoord
van den auditeur-militair voldoende hebben gezien, dat inderdaad
de getuigenverklaring, die van civiele zijde is opgemaakt, zeer at-
wiikt van die van militaire zijde. Maar U zult tevens ontwaren,
dat die getuigen beslist ontkend hebben tevoren iets met de zaak
te maken gehad te hebben of iets van de zaak te hebben afge
weten. Ik met mijn leekenverstand in rechtszaken, moet den auditeur
militair bijvallen, die zegt, dat men aan getuigenverklaringeni - ik
weet niet op welke wijze verzameld van menschen, die absoluut
en stellig en bij herhaling ontkend hebben iets van de zaak af te
weten of iets met de zaak uitstaande gehad tc hebben, toch waarlijk
maar weinig waarde kan hechten.
De heer Cramer: Ik kan den Generaal Van Rietschoten er dit
op antwoordenIk ben geen jurist, de heer Schumann zou beter
kunnen beoordeelen, aan welke getuigenverklaringen meer waarde
moet worden gehecht aan die van het Binnenlandsch. Bestuur
aan' die van militaire zijde maar ik ben lang genoeg in het binnen
land geweest om te weten, dat als men een Inlander, die min ot
meer betrokken is bij zoo'n zaak, vraagt wat hq er van weet, hij
natuurlijk begint te zeggen het ligt voor de hand, Mijnheer ae
Voorzitter er niets van te weten, doch dat is voor mij nog geen
vaststaand bewijs, dat hij er werkelijk ook niet bij is geweest.
Ik wil niet dieper op de zaak ingaan, doch voor mij is het niet
bepaald een axioma, dat de getuigen van het bestuur gewraakt
moeten worden.
De Heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Voor mij ook niet, maar
hoe het ook zij, dit zult mij moeten toegeven, dat wanneer een
onderzoek ingesteld wordt door ambtenaren van het Binnenlandsch
Bestuur of van het Civiel Bestuur - ik weet niet wie het gedaan
heeft - die bekend zijn met de neiging van den Inlander om te
ontkennen, bij een onderzoek als hierbedoeld wel degelijk maatre
gelen zullen genomen worden, om dat gevaar te voorkomen
807