Wij hebben hier inderdaad te maken met een zeer moeilijk geva! en als die maatregelen niet genomen zijn, Mijnheer Cramer, wat ik niet aan mag nemen, dan zou voor Uwe lezing wel iets te zeggen zijn. Het is echter wel aan te nemen, dat alle afgelegde verklaringen onderzocht zullen zijn. Men zal van bestuurszijde toch wel alle mogelijke waarborgen hebben getroffen om te voorkomen, dat de eerst afgelegde verklaringen later zouden worden herroepen. De heer Cramer: Waarom is bij het onderzoek, dat door de militairen heeft plaals gehad, niemand anders tegenwoordig geweest? De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Dat heeft er niets mee te maken, het heeft geheel volgens de voorschriften plaats gehad. De heer Cramer: Dat is dan te betreuren, omdat juist het bestuur van deze zaak een geheel anderen indruk heeft gekregen dan de militaire autoriteiten. De heer Van Rietschoten, Commandant van het Legeren Hoofd van het Departement van OorlogMet dit onderscheid dat uitsluitend militairen gehoord zijn, omdat er niemand anders bij te genwoordig is geweest dan drie of vier militairen. De heer Cramer: Mijnheer de Voorzitter! Ik zal daarop niet verder ingaan. Het zou een heel aardig dispuut kunnen worden, maar ik zou dar. den tijd mijner medeleden er aan moeten opofferen. Ik wil er alleen nog dit op antwoorden, dat de gegeven verklarin gen van de militairen ook niet in alle opzichten overeenstemden. De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Zeker. De heer Cramer: Mijnheer de Voorzitter! Ik ben hier aan hét slot van mijne beschouwingen gekomen. De bedoeling, van wat ik hier gezegd heb, is in hoofdzaak deze geweest, dat ik der Regeering in overweging geef, eerstensom niet zoo spoedig militairen naar dergelijke streken te sturen, omdat dat maar aanleiding geeft tot geprikkeldheid van weerskanten en ten tweede om de militairen op het hart te drukken en te verzoeken met den noodigen tact tegenover de bevolking op te treden en ook steeds overleg met het bestuur te plegen. De heer Schumann: Mijnheer de Voorzitter! Het is mijn be doeling kort te zijn en ik zal kort zijn. Ik zal mij niet verdiepen in speculatieve beschouwingen omtrent den volkerenbond en ook niet omtrent de interessante kwestie van een politieleger of een defensieleger. 8G8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 270