begrip van verdediging; misschien ware het juister om te spreken van een raad van militaire aangelegenheden, want ik zou op den voorgrond willen stellen, dat het mij zeer gewenscht voorkomt zoo'n raad in het leven te roepen, niet als soort van contróle op militaire aangelegenheden, maar vooral en dat is de groote beteekenis, die er aan kan worden gehecht omdat dat een raad is, waarin bur gerlijke vertegenwoordigers zitten. Door de aanwezigheid van mili taire vertegenwoordigers kunnen zij overtuigd worden van het be lang van militaire vraagstukken en op hun beurt kunnen zij dan die belangrijke vraagstukken bij hun partij en bij de vereenigingen, waarvan zij lid zijn, voorbrengen. De groote moeilijkheid, waarmee het departement van Oorlogen van Marine steeds te strijden heeft in Hol and en ook hierinlndië, is, dat er een zekere soort vervreemding bestaat tusschen burgers en militairen, een vervreemding, die niet gewenscht is, omdat niet is aan te nemen, dat de militaire autoriteiten minder oog zouden hebben voor de algemeene belangen dan de burgerlijke. Ook de Regeering moet doordrongen zijn van het voordeel van alge- tneene belangstelling, niet alleen in het leger, maar in de geheele militaire zijde van de Regeeringstaak. Ik zou daarom willen vragen, Mijnheer de Voorzitter, of het begrip Raad van Defensie door de Regeering niet te eng opgevat is en of de Legercommandant in verband met de rol, die het leger in de verdere maatschappij in neemt, te meer nu de Europeesche militie wordt gehandhaafd en de Inlandsche wordt ingevoerd, geen termen zou kunnen vinden alsnog zijn oordeel over de wenschelijkheid van een Raad van Defensie, te geven. Het vierde punt, waarover ik wil spreken, betreft een andere kwes tie im groszen und ganzen het werken van de genie. Het is van minder militairen aard, ik bedoel de genie in haar civiele functie van bouwer. Er wordt in het voorloopig verslag geklaagd over het dure bouwen en die duurte wordt in de Memorie van Antwoord gedeeltelijk toegegeven. Er wordt ons eigenlijk gezegd: de duurte is afgeloopen en het is niet de moeite waard om er op terug të komen. Ik neem gaarne aan, dat die duurte afgeloopen is, maar wat verder medegedeeld wordt, wijst op de eigenaardige mentaliteit bij een tak, aan welken zooveel geld ter verwerking wordt toevertrouwd. Dit namelijk naar aanleiding van de vraag, of het hekwerk van de woning van den Legercommandant uit het defensiefonds is betaald. Als leek ziet men het nut van zoo'n hekwerk voor de defensie niet in. Toen wij in Bandoeng waren voor de militie-commissie, werd ik opmerkzaam gemaakt op het hekwerk van de woning van den Legercommandant en daar werd terloops bij verteld, dat dit betaald was uit het defensiefonds. Als leek vonden wij dit niets bijzonders, daar wij daaruit eenvoudig afleiden, dat de woning van den Leger commandant blijkbaar het laatste réduit was in de stelling Ban doeng. 812

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 274