Waar de vraag' zoo neutraal mogelijk gesteld was, ware het zeer wenschelijk geweest, als de Regeering niet gezegd had: „Wij kunnen geen onderzoek instellen, want de bepalingen zijn niet overtreden", maar dat Zij had gezegd: „er zal een onderzoek worden ingesteld, al houden de beweerde feiten geene wettelijke overtreding inwant mochten de feiten waar blijken, dan zijn de betrokkenen op zijn zachtst uitgedrukt, toch zeer onvoorzichtig geweest". De heer Van Hinloopen Labberton: Mijnheer de Voor zitter! Met het oog op den beperkten tijd zal ik zeer kort zijn, maar ik zie mij toch verplicht om twee onderwerpen aan te roeren, die door andere sprekers aan de orde gebracht zijn. In de eerste plaats een kleine toelichting omtrent den Javaanschen cursus en de resultaten, welke er mede zijn bereikt. Meer dan iemand anders zal ik in de gelegenheid zijn eenige mededeelingen daaromtrent te doen, omdat ik van zeer nabij met het onderwijs op dien cursus bekend ben. De heer Pabst heeft gemeend, dat in het antwoord der Regeering omtrent den Javaanschen cursus geen mededeeling voorkomt en heeft op die vermeende ontstentenis zijn critiek gebaseerd. Daaruit blijkt, dat de heer Pabst de stukken niet behoorlijk heeft gelezen, want op pag. 30 ontbreekt geenszins een overzicht van de resultaten, welke in de laatste jaren met den Javaanschen cursus zijn bereikt. Ik lees daarin: Uit bovenstaande volgt dus duidelijk, dat de re sultaten met de leergangen verkregen, gunstig kunnen worden genoemd. Misschien bestaat verder bij den heer Pabst een misverstand Omtrent het doel, dat met dezen cursus wordt beoogd. 1°. De daaraan deelnemende officieren voldoende op de hoogte te brengen van de Javaansche, onderscheidenlijk Soendaneesche taal, om zich in de streken, waarin zij wordt gesproken, tegenover de bevolking verstaanbaar te kunnen maken. 2°. Om de eerste opleiding van Javaansche en Soendaneesche recruten tot haar volle recht te kunnen doen komen. Om beide doeleinden te bereiken wordt uitgetrokken de tijd van één jaar, en ik zal de eerste zijn om toe te geven, dat die tijd wel voor deze doeleinden voldoende is, maar natuurlijk voor de bestu deering van het Javaansch in zijn geheelen omvang niet voldoende. Ik weet niet, of de heer Pabst zelf studie van het Javaansch heeft gemaakt, maar ik kan hem verzekeren, dat de officieren, die een jaar den cursus hebben gevolgd vermoedelijk niet achter zullen staan bij den heer Pabst, nadat hij die taal een jaar had bestudeerd. Verder zij opgemerkt, dat het niet hetzelfde is, of de officier met den troep Javaansch spreekt of met de bevolking. Teri opzichte van het spreken met den troep doen zich bijzondere moeilijkheden voor, die hieruit voortvloeien, dat de technische ter men Hollandsch zijn, en invoering van de Javaansche equivalenten voor zoover ze bestaan, hét voor de manschappen, die aan hun terminologie gewend zijn, niet gemakkelijker zou maken. 8t4

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 276