De brieven zelf heb ik in Holland niet gezien. In Indië terugge
keerd heb ik ze voor het eerst gelezen in het Koloniaal Weekblad
van de vereeniging Oost en West.
Ik wil den inhoud van de brieven verder buiten bespreking laten,
om geen persoonlijke kwestie er van te maken, wat ik niet wil.
Ik laat aan het geweten van den heer Bosscha over, in hoe
verre hij het schrijven van die brieven meent te kunnen verant
woorden.
Ook wil ik thans niet ingaan op de moeilijkheden, welke op grond
van die brieven in Holland gerezen zijn.
Ik wil er alleen op wijzen, dat voigens de dagteekening de brie
ven geschreven zijn 29 November 1916 en dat dus Kapitein Rhem-
rev ze in den zak had, evenals de vijftien honderd gulden, die hij had
ontvangen als loon. om ons tegen te werken, toen hij in December
in de vergadering van het comité „Indië Weerbaar", waarbij ik ook
tegenwoordig was, zijn woord van eer als officier'heeft
gepasseerd, dat zoo hem vergund werd voor eigen rekening
met de deputatie mede te gaan, hij geen moeilijkheden in Holland
zou maken en niet tegen ons of het comité „Indië Weerbaar" zou
ageeren. Ik wijs er ook op, dat hij zelf deel uitmaakte van dat
comité „Indië Weerbaar", het comité-'s Jacob, waarover in die brie
ven op zoo onbehoorlijke wijze wordt gesproken.
Ik laat ook de wijze, waarop hij zijn opdracht heeft volvoerd, ge
heel in het midden. De bijzonderheden zijn zeer interessant, maar
het Legerbestuur heeft mij er niet naar gevraagd. Men schijnt er
zich daar niets van aan te trekken, dat Kapitein Rhemrev, zooals
openlijk is medegedeeld met algemeene stemmen uit de deputatie
„Indië Weerbaar" is gestooten op grond van het verbreken van het
door hem gegeven eerewoord.
Wanneer men daar ter plaatse er geen belangstelling voor heeft,
beschouw ik het mijnerzijds maar als persoonlijke bisbilles.
Eén ding staat echter vast, dat is dit.
Wanneer men, zooals uit de brieven blijkt, de bedoeling had met
de medezending van genoemden persoon om onze taak moeilijk te
maken, dan heeft men zijn doel inderdaad bereikt, maar wanneer
men de bedoeling heeft gehad om de Indië Weerbaar opdracht te
doen mislukken, dan heeft die bedoeling gemankeerd.
Wij hebben ons door alle moeilijkheden weten heen te slaan en
ons doel absoluut bereikt.
Tusschen de Inlandsche leden en mij heeft volkomen eenstemmig
heid bestaan en zij bestaat tot op heden toe.
Die eensgezindheid is nooit verstoord, zoodat het medezenden van
kapitein Rhemrev in dat opzicht geen kwaad heeft kunnen doen.
In een ander opzicht echter wel, nl. het vertrouwen, dat in de
geheele actie door de Inlandsche bevolking werd gesteld heeft een
zwaren slag gekregen.
Lang, vóór de actie van het comité „Indië Weerbaar" begon, heeft
de Regeerirg de Inlandsche beweging zich laten bezinnen op de
raadzaamheid en de wenschelijkheid van een militie ook onder de
Inlandsche bevolking.
817