Terwijl een kleine doch heftige minderheid zich met vuur verzette
tegen vermeerdering van lasten op grond, dat de hier geborenen
toch reeds zoo werden achteruit gesteld, zag men een groote
meerderheid ten gunste gestemd van de miiitie op voorwaarde, dat
door de Regeering ernstig zou worden voortgegaan op den weg der
associatie-politiek, en dat een volksvertegenwoordiging zou worden
ingesteld, alvorens men tot verwezenlijking der militieplannen kwam.
De heer Sastrowidjono en de heer Dwidjosewojo hebben toen
maals een reis gemaakt over Java om deze zaak in vergaderingen
van Boedi Oetomo te bespreken.
Ik zelf heb het voorrecht gehad, die vergaderingen mee te maken
en ook door hetgeen ik op die vergaderingen over het voor en
tegen heb gehoord ben ik, hoezeer ik pacifistisch aangelegd ben,
tot de overtuiging gekomen, dat het samengaan van Indië en Ne
derland tot daadwerkelijke verdediging van een gemeenschappelijk
belang, noodig zal zijn om Indië ook militair weerbaar te maken.
Ik meende, dat het samengaan van Indië en Nederland tot daad
werkelijke verdediging van een gemeenschappelijk belang, zou kunnen
strekken om den band tusschen Indië en Nederland te vergrooten.
Die band tusschen Indië en Nederland is noodig, niet om Nederland
bij voortduring als despoot te laten heerschen, maar om Indië vooruit
te doen komen, en ik meende, dat die band hechter zou worden,
wanneer de gemeenschappelijke belangen van de Inlanders en de
Europeanen hen er toe dreef om zich te vereenigen tot een militaire
weerbaarheid.
Die gedachte huldig ik nog steeds, doch die gedachte heett in
breede bevolkingskringen ernstig schade geleden door de actie van
kapitein Rhemrev in Nederland, en daardoor zijn verschillende groote
volksbewegingen van deze lijn van denken vervreemd.
Gisteren hebben wij gehoord, wat de heer Abdoel Moeis over
deze zaak heeft in het midden gebracht en heden morgen hebben
wij gehoord, wat de heer Dwidjosewojo heeft gezegd,
Wat de heer Dwidjosewojo heeft gesproken, is ons oorspronkelijk
standpunt, dat door den heer Abdoel Moeis uit steeds grooter
geworden gebrek aan vertrouwen, dat hij vroeger had, wordt verlaten.
Als ik den heer Abdoel Moeis gisteren goed gevolgd heb in zijn
rede, is hij het vertrouwen, dat hij vroeger had, kwijt. Hij heeft
dit niet meer, en met hem is de gansche S. I. van standpunt ver
anderd. De heer Dwidjosewojo heeft het standpunt van Boedi
Oetomo kenbaar gemaakt.
Wat de S. 1. beweging betreft, mijn gevoelen is, dat die bewe
ging in aanleg en in haar diepste wezen is anti Europeesch en
sectarisch-Mohammedaansch. Maar deze gevoelens worden geneu
traliseerd door een besef van onmacht eenerzijds en anderzijds door
de overweging, dat ons bestuur in vele opzichten zegenrijk is te achten,
en voor den vooruitgang van Indië onmisbaar is. Uit deze botsing van
meeningen worden in den boezem der S. I. twee stroomingen geboren.
Een oarlementaire en een revolutionnaire.
De revolutionnaire heeft zich van het begin af aan tegen de weer
baarheidsidee gekant.
818