te vinden, omdat bij de opstelling er van dit noodzakelijk geacht
werd met het voornemen echter die later in de rechtspleging als
die herzien was, over te brengen; eerst later kwam het denkbeeld
op om de Invoering der Rechtspleging aan die van de Wet en het
Wetboek vd. te doen voorafgaan.
Slaan wij nu het Ontwerp-lnvoeringswet op, dan zien wij onder
artikel 48 bepaald, dat de artikelen 17 tot 20 (onze 15 tot 18) van
de Rechtspleging vervallen zijn, omdat gelijk in de M. v. T. opge
merkt werd, de regeling van dit ontwerp in de Wet op de Krijgstucht
te vinden is. In stede dus van een voorloopige regeling beschouwde
de Commissie de plaatsing als een vaste, al was zij zich er wel
van bewust, dat er nog een nadere regeling over de procedure zelf
noodig zou zijn, gelijk zij op biz. 3 van haar rapport opmerkte.
De Memorie van Toelichting op de Wet op de Krijgstucht doet
dan ook een heel ander geluid hooren„Voor een deiinitieve regeling
van dit onderwerp is de tijd nog niet gekomen. De aanstaande
herziening van het formeel recht, waartoe ook het beklag behoort,
zal de geschikte gelegenheid zijn om te overwegen, hoe ook deze
procedure moet worden geregeld, met name of de beslissing in
hoogste ressort niet zal behooren opgedragen te worden aan Raden
van Tucht, bestaande uit hooggeplaatste officieren in werkelijken
dienst. De nu voorgestelde bepalingen dragen alzoo vooral voor
zoover de formaliteiten betreft, slechts een voorloopig karakter
Gelijk gezegd bij de Herziening heeft men er niet aangedacht
om deze aangelegenheid te behandelen en de Invoeringswet doet
de artikelen 17 tot 20 verdwijnen zonder dat nu de procedure vast
gesteld is.
Als ik hieronder laat volgen de tekst van de artikelen 61 tot 68
van de Wet op de Krijgstucht en ik stel daarnaast die van S 1919
No. 11, dan zal de lezer zien bij wien de Indische Wetgever te
biecht is geweest:
Wet op de Krijgstucht.
Artikel 61.
De krijgstuchtelijk gestrafte, die
zich over de hem opgelegde
straf of over de omschrijving van
de strafreden bezwaard acht, is
bevoegd langs den hierarchieken
Staatsblad 1919 No. 11
Artikel 1.
De krijgstuchtelijk gestrafte, die
zich over de hem opgelegde straf
of over de omschrijving van de
strafreden bezwaard acht, is be
voegd langs den hierarchieken
Van der Hoeven Militaire Straf en Tuchtrecht deel III. blz. 384.
833