De ergerlijkste gevolgen kan dit met zich sleepen; zelfs zag ik eens, dat een spitscommandant goedig op zijn patrouilles bleef wachten. Natuurlijk een schrobbeering van den colonnecom mandant: „hoe is het mogelijk?" Maar ook schroomt men met het uitzenden van een nieuw stel patrouilles, omdat bij marschen van eenigen tijdsduur de spitscom mandant langzamerhand zijn spits ziet verwateren en dat beklemt hem. Dit zoek raken van patrouilles geschiedt strijk en zet bij het overschrijder van terreinafscheidingen. Ook hier ziet men nalatig heid in het vervangen der zoekgeraakte beveiligingsorganen. Het zijn geen anecdoten, maar is bittere waarheid. Even een opmerking: Bij het overschrijden van bruggen als anderszins, boven be doeld bij terreinafscheidingen, ziet men het volgende gebeuren (zie fig. 2): De doorzoekingspatrouilles moeten zich bij het défilé aansluiten en gaan aan de overzijde van die afscheiding straalsgewijze naar voren om reeds dadelijk op gelijke hoogte te komen met de spits. Als echte ezel heb ik mij maar één keer aan dezen steen, en wel zeer gevoelig, gestooten, want in het gearceerde terrein werd ik met vuur overvallen. Het was ondoorzocht gebleven. Maar, bij di verse oefeningen heb ik met talrijke gunstige resultaten anderen tot ezels gepromoveerd (ik heb er verder niet op gelet, of er spits- commandanten waren, die meerdere keeren in deze fuik geloopen zijn en dus zelfs niet konden voldoen aan de spreekwoordelijke eischen van het begrip ezel). Een flink patrouillecommandant zou op deze wijze een vijandelijke marschcolonne door vuuroverval op de artillerie-bespanningen of de mitrailleurafdeelingen heel veel nadeel, althans ernstig oponthoud kunnen berokkenen, dus tijdverlies. Men zende dus even een kleine patrouille aan beide zijden van den marschweg in het gearceerde terrein. Een betere beveiliging lijkt mij de volgende (fig. 3): Men deele geen vaste patrouilles in. Van het hoofd uit begint de spitscommamdant naar behoefte één of meerdere patrouilles van twee man naar de flanken te zenden ter doorzoeking van terrein voorwerpen, huizen, bamboecomplexen, minder goed in-te-ziene tegalans enz. enz. Hun taak moet zich tot een enkel, klein object beperken, b.v rondom een huis en niets meer, of achter een pagger in 't terrein om onmiddellijk weer op den marschweg aan te sluiten en wel aan den staart der spits. 847 I. M. T. 53 1919.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 311