de godsdienst, je middel is om eene domme massa te bewerken, en tot daden op te zweepen. En dat in dezen tijd met zijne Bolsjevis- tische uitspattingen en geroep om zelfstandigheid! Het is deze beteekenis, welke de Heer Lulofs, zooals mij trou wens uit gesprekken met dezen Heer herhaaldeijk is gebleken, in 't geheel niet onderschat heeft, en wanneer ik daarnaast stel uit latingen van den Heer M. als „De S. I. is de kapstok, waaraan Inl. en Eur. Bestuur hunne ontevredenheid aan ophangen" en „In een dergelijk milieu [Leger (F.) valt voor de S. I. geene zaken te doen", dan weet ik heel goed aan welke zijde ik sta, en kan het me ook minder interesseeren, of Kromo meer of minder ikan babi eet, of al dan niet naar den Vrijdagdienst gaat. Maar de Heer M. acht gelukkig ook waakzaamheid geboden en is van oordeel, dat de S. I. een kans zou krijgen, wanneer men den militieplicht alleen aan het Inl. intellect zou opleggen. Wel, dit is eenigszins in tegenspraak met vorige uitlatingen, want, wie pro feteert, dat de niet-onderlegde vrijwillige militie-schare alsdan met rust zal worden gelatenEn dan, weet de Heer M. dan niet, dat hetmaar daar sta ik voor eene waarheid, welke niet gepubliceerd kan worden. „Uitlatingen van diverse schrijvers over vreemde legers". Hieraan hecht ik betrekkelijk weinig waarde, en dit is natuurlijk, want wij namen immers geen kijkje in die legers. Maar de Heer Marcus ook, zooals inderdaad op blz. 426 I.M.T. te lezen staat. Maar juist die verzekering maakt een allervreemdst effect met Uwe conclusit een paar regels verder onder 2 vermeld. Alle geschreven bronnen ten spijt, kan men een dergelijke conclusie niet trekken, vee! minder vergelijkingen treffen. Alleen van het eigen leger kan men iets postiefs meedeelen, voor zoover de gegevens op eigen waar neming of ondervinding berusten. Of het Engelsche citaat van 1898 of 1920 dateert, doet voor mij al heel weinig af, zulke goede vrienden zijn die beide naties nooit geweest. „De pamfletjes". Zijn inderdaad die roode papiertjes door bui tenstaanders opgesteld? Hoe vriendelijk! En vindt Jan dat zoo maar goed, dat hij er zelfs mee gaat colporteeren. Maar is hij dan wel zoo'n parate en zoo'n tevreden Jan? Dan had hij zich maar niet met die dingen moeten inlaten. En eerst wanneer hij mij de ver zekering geeft, dat die pamfletjes niet den slechten geest weergeven, en aan 'enkele schreeuwers te wijten zijn, eerst dan zal ik mijne 852

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 316