behoorende afdeelingen. Dat dit onvoorwaardelijk vertrouwen niet misplaatst is, is in de afgeloopen maanden duidelijk in het licht «esteld, toen legerafdelingen achtereenvolgens onder zeer bijzondere omstandigheden moesten worden gezonden naar Kepardjen, Koedoes en Demak, Kediri, Bekasi en elders om aldaar belast te worden met werkzaamheden, waarvoor zij niet zijn opgeleid en feitelijk ook niet zijn bestemd. Niet alleen, dat bij die onderscheidene dienstverrichtingen, ondanks het voor mij vaststaande feit, dat hunne handelingen daarbij niet slechts door hunne meerderen nauwlettend zijn gadegeslagen ge worden, geen enkele wanklank van eenige beteekenis is voorgekomen, maar daarbij is, zooals van meerdere zijden werd getuigd, door de troepen onder de uitstekende leiding van de officieren en onder officieren, zooveel plichtsbetrachting en toewijding aan den dag gelegd, dat ik het een voorrecht acht in de gelegenheid te zijn daarover in deze vergadering in het openbaar mijne groote tevre denheid te kunnen uitspreken. Dat hierbij op de officieren en de onderofficieren in het bijzonder de aandacht wordt gevestigd, is een gevolg van de omstandigheid, dat in de lagere officiers- en onder- officiersrangen een aanzienlijk tekort bestaat, hetwelk nagenoeg in zijn vollen omvang op de Javatroepen drukt en waardoor de taak van deze aanvoerders bovenmatig is verzwaard geworden. De denkbeelden van het tegenwoordige legerbestuur over de vor ming van bonden in het leger zijn reeds in de najaarszitting van Uwen raad bekend gemaakt, zoodat herhaling daarvan overbodig kan worden geacht. Er bestaat evenwel geen bezwaar tegen nader te bevestigen, dat ik persoonlijk nog geen voorstander van dergelijke bonden ben en ik dit vermoedelijk ook wel nimmer zal worden. Deze persoonlijke opvatting vormt, zooals kan opgemerkt zijn, geen beletsel om de bestaande militaire vereenigingen te eerbiedigen en met haar samen te werken, zoolang zij blijven binnen de door hare statuten omschreven perken.. Nieuw op te rich en vereenigingen onder de militairen zullen, onder de evengenoemde voorwaarde, niet alleen geen tegenwerking behoeven te duchten, doch zelfs op mijn steun kunnen rekenen, zooals door een voorbeeld is te staven. Vereenigingen evenwel, welke buiten het leger staande personen onder de militairen trachten tot stand te doen komen, niet om de belangen mijner ondergeschikten te bevorderen, doch in de eerste plaats om het pad te effenen voor de bereiking van politieke oog merken, welke n.m o. veelal de gewenschte harmonische staatkundige ontwikkeling van deze landen in gevaar brengen, zullen evenals de vereenigingen, welke met overeenkomstige bedoelingen aansluiting zoeken bij de militairen en dezen opwekken om onder omstandig heden de door hen vrijwillig aangegane overeenkomst te verzaken, door mij met alle ten dienst staande middelen worden bestreden, zoolang ik met gezag zal zijn bekleed. De vraag, waarom de militairen te Magelang, lid zijnde van de vereeniging Insulinde, herhaaldelijk worden ontboden op het plaatse lijk bureau of bij andere miiitairen, om zich uit te spreken over de houding van genoemde vereeniging, moet in de wijze, waarop zij is 867

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 331