gesteld niet in overeenstemming met de feiten worden genoemd. Juist is, dat op mijn last, een onderzoek ingesteld is naar het te mijner kennis gekomen gerucht, dat de militaire leden van het hoofd bestuur van de „Perserikatan. Minahassa", als lid zouden zijn toe getreden tot de vereeniging „Insulinde" Dit onderzoek heeft zich dus over enkele personen uitgestrekt en ik beschouw het niet alleen als mijn recht, maar ook als een der eerste plichten van mijn ambt, om volledig op de hoogte te blijven van de stroomingen en denk beelden in het leger in het algemeen en van die onder de voorman nen van vereenigingen, waartoe een groot aantal mindere militairen behooren, in het bijzonder. Juist is ook, dat deze militairen, door den plaatselijken commandant te Magelang, een hoofdofficier, dien ik bijzonder hoogacht volkomen zijn ingelicht omtrent doel en treven van Insulinde, zooals deze in de jongste maanden uit geschriften, mededeelingen in vergaderingen en handelingen van de voormannen dier vereeniging zijn gebleken. Ik waardeer deze spontane handeling van dien hoofdofficier ten hoogste en ik hoop, dat de openbare bespreking van deze aangelegenheid zeer vele officieren een aansporing zal zijn zich te beijveren om ook in dit opzicht de raadsman en de voorlichter van hunne onder geschikten te blijven of te worden. Ten aanzien van de vraag omtrent de regelingen bij de benoeming van den tegenwoordigen Legercommandant getroffen, zij er allereerst de aandacht op gevestigd, dat van een tusschentijdsch aftreden van dien gezaghebbende moeilijk sprake kan zijn, waar hij niet voor een bepaalden tijd wordt benoemd, noch zich voor een vastgestelde tijds ruimte verbindt. Voorts wordt medegedeeld, dat noch bij de benoeming tot legerbevelhebber noch bij de daaraan voorafgegane benoeming tot Regeeringscommissaris eenige bijzondere bepaling, afwijkende van de algemeen van kracht zijnde voorschriften, is getroffen. De uit drie deelen bestaande laatste vraag puntsgewijze bespre kende zij vermeld: 1®. Inderdaad is het wel eens voorgekomen, dat militairen op expeditie enkele kogels van de tot hun uitrusting behoorende pa tronen vervormden, hetzij door het afslijpen van de punt dan wel door het maken van insnijdingen daarin, een en ander met het doel de uitwerking van het projectie! te verhoogen. Dit euvel is reeds een groot aantal jaren gt leden ontdekt en krachtig tegengegaan door geregelde inspectiën over de patronen bij den man, nauwkeurig nazien der munitie bij inlevering en verwisseling en door strenge straffen bij ontdekking. Voor zoover bekend, heeft het feit zich tot enkele sporadische gevallen beperkt. Aangezien ik geen bemoeienis heb met de gewapende politie, is het mij niet mogelijk een stellig antwoord te geven op de vraag, of het verschijnsel ook bij dat corps voorkomt. Het lijkt mij echter onwaarschijnlijk, dat zulks het geval zou zijn, omdat het met de vervorming der kogels beoogde resultaat alleen te bereiken is bij mantelprojectielen, niet bij de gewone kogels zonder mantel als bij de vuurwapens der politie worden gebezigd. Om van deze Cij dat corps zijn nog slechts 200 repeteerkarabijnen in gebruik gesteld. 868

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 332