Bovendien kan ik er aan toevoegen, dat ik in mijn heelen diensttijd nooit Christen-Inlanders heb gecommandeerd, maar wel moeilijke tijden heb doorgemaakt met Mohammedaansche Inlanders; en alleen al de waardeering, over hetgeen ik toen ondervonden heb, zal mij zeker nooit eenige aanleiding geven om den Christen als zoodanig boven den Mohammedaan te prefereeren. Niemand kan meer verbaasd zijn geweest dan ik zelf, toen ik eenige maanden geleden in de courant zag, wat mij naar aanleiding van dien brief werd aangewreven. Enkele zaken in de rede van den heer Teeuwen moet ik recht zetten. Bij de beantwoording van de vraag, of inderdaad een Am- bonneesch sergeant op het eiland Flores een aantal ringgits zou verdiend hebben door het afslaan van koppen van menschen, heeft de Regeering geantwoord, dat zij daarvan niets kon zeggen, dat dit althans na 1908 niet had plaats gehad. De heer Teeuwen heeft daarhan toegevoegd dat, de Regeeringen vóór 1908 ook wel zouden ontkennen, dat het voordien was ge beurd, en ik kan hier antwoord op geven door de toevallige om standigheid alweer, dat ik twee jaren resident van Timor ben ge weest en in dien tijd een onderzoek naar die zaak is ingesteld. Bij het onderzoek is mij toen gebleken ik citeer uit mijn herin nering dat inderdaad geruchten, dat wreedheden zouden zijn ge pleegd, daar liepen en als gevolg daarvan zijn twee Europeesche onderofficieren, mede ook naar aanleiding van wreedheden op Soem- ba, vervolgd en veroordeeld. Maar van het feit, dat in de vragen van den Volksraad was op genomen, heb ik nooit eenige bevestiging kunnen krijgen voor den tijd vóór 1908 zoomin als voor den tijd daarna. In de tweede plaats moet ik er op wijzen, dat waar het antwoord der Regeering zegt, dat de weerbaarheid van Indië niet wordt ge kend uit particuliere brieven, maar uit eigen handelingen en eigen mededeelingen, de heer Teeuwen daaruit heeft geconcludeerd, dat dus de Regeering niet instemt met den inhoud van die particuliere brieven. Op die wijze wordt het verbazend moeilijk om antwoord te geven, want als men niet erkent en niet ontkent, behoort aan genomen te worden, dat men absoluut neutraal is en mag daar niet van gemaakt worden, een erkenning dat men ergens niet mee instemt. Over de brieven is verder niet gesproken. De heer Teeuwen heeft gezegd, dat de Rotineezen worden ge vangen gehouden of gedwongen opgebracht van Roti om soldaat te worden. Verder heeft de heer Teeuwen gezegd, dat het grootste deel van de bevolking van Alor den Mohammedaanschen godsdienst belijdt. Ik zou den heer Teeuwen willen vragen, of hij die stellige mede- deeling heeft gekregen door zijn kennis van de plaatselijke toestan den dan wel door betrouwbare berichten van terzake kundige per sonen, omdat mijne ervaring uitwijst, dat de Rotinees zich niet laat dwingen en gevangennemen door eenig hoofd. Wanneer men ge durende twee jaren het reusachtige aantal rekesten van Rotineezen heeft gezien op het gewestelijk bureau, vele malen grooter dan van 873

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 337