Dat een officier, zooals U mij zegt, en wat mij niet bekend was,
gelegenheid wordt gegeven om zijn maaltijden te betrekken uit het
hotel, och ik vind dit niet zoo'n erg voordeel voor den man. Ik
zou daarvoor heusch niet in de gevangenis willen zitten.
Bovendien U moet niet vergeten, dat er een groote moeilijkheid
ontstaat, wanneer een officier daar verblijf houdt, zooals thans het
geval is. Het komt gelukkig hoogst zelden voor, maar wie moet
dan zijn eten bereiden?
De heer Stokvis: De gevangeniskok.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: De gevangeniskok heeft
al zijn handen vol met de 250 gevangenen.
De heer Stokvis: Hij moet hetzelfde eten krijgen
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Dal kunt U toch niet in
ernst meenen?
De heer Stokvis: Ja zeker, in ernst.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Maar, mijnheer Stokvis,
het eten is volmaakt goed voor de gevangenen, maar men moet
toch rekening houden, niet met de positie maar met de gewoonten
van den mensch. Als iemand, die gewoon is aan een geregeld,
langdurig verblijf in de buitenlucht, in de gevangenis wordt opge
sloten en men houdt dan bovendien geen rekening met de voe
ding, waaraan hij gewoon is, dan verhoogt men voor zoo iemand
de kans om ziek te worden en het is niet de bedoeling om hem
ziek te maken. De bedoeling is om hem eenigen tijd van zijn vrij
heid te berooven en men Iaat de menschen overigens zooveel mo
gelijk in hun gewone omstandigheden.
De heer Stokvis: Mag ik daar straks even op antwoorden?
De heer Cramer: Was die officier niet vervallen verklaard van
den militairen stand of ontslagen?
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van OorlogDe menschen in de militaire
strafgevangenis zijn uits uitend militairen. Degene, die hier bedoeld
wordt, was geen ontslagen officier.
De heer Cramer: Ik dacht, dat hij ontslagen was.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Hij is na zijn ontslag uit
de gevangenis voor den Raad van Onderzoek gekomen, het beste
bewijs, dat hij niet was ontslagen.
876