De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Ik ben geen twee jaar
hier en heb nooit iets van het bestaan van dat stuk vernomen.
Als U mij inlichtingen wilt geven omtrent den inhoud van het stuk,
den datum en de wijze van indiening, wil ik er een onderzoek naar
doen, of het bij het Departement van Oorlog is geweest, maar U
moet niet vergeten, dat Uw verzoek gericht is aan het Opperbe
stuur en als U geen antwoord krijgt, is het de aangewezen weg U
zelf tot het Opperbestuur te wenden.
De heer Laoh: Ik weet, dat dat stuk in behandeling is bij de In
dische Regeering en als ik mij niet vergis, heb ik U tijdens een
bespreking in het Java-hotel een afdruk gegeven.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: U hebt mij een afdruk
gege'ven van de wenschen, die U had, maar niet gezegd, dat U zich
tot het Opperbestuur had gericht, en dat U daarop antwoord ver
wachtte. U hebt alleen gevraagd, of ik van dat stuk kennis wilde
nemen. Dat heb ik ook gedaan, en er nu zelfs op geantwoord, en
nu doet U mij het verwijt dat het stuk al twee jaar bij het Op
perbestuur is. Ik zend stukken van militairen wel door en zorg er
voor, dat zij terugkomen, en als dat niet gebeurt, schrijf ik daarover,
maar stukken van niet-militairen behandel ik niet. Ik wil het wel
voor U doen, maar U moet het niet doen voorkomen, alsof het een
tekortkoming van mij is, dat U daarop nog geen antwoord heeft
bekomen. U hebt zich gegriefd gevoeld, onnoodig gegriefd door het
antwoord, dat gegeven is omtrent de opheffing van de schutten]
in Medado en speciaal wat betreft de verplichtingen van de burgers.
Ook dit verwijt is niet geheel op zijn plaats. Want U weet wel, dat
ik met de schutterij eigenlijk niets uitstaande heb. De schutterijen
zijn ter beschikking van den Commandant van het Leger in tijd van
oorlog; in tijd van vrede staan zij onder civiele autoriteiten en nu
wordt wel alles, wat op de schutterij betrekking heeft, door mijn tus-
schenkomst behandeld, maar het voorstel tot opheffing daarvan of
tot vermindering van lasten, die op de leden rusten, zou toch moeten
uitgaan van het civiel bestuur en ik heb er al weer geen bezwaar
tegen daarover te schrijven, als U dat verzoekt, maar U moet geen ver
wijten doen, als zij niet op hun plaats zijn. Ik ben bereid mij tot
den resident te wenden, als U mij precies Uw wenschen formuleert.
Nu wil ik als oud man U ten slotte nog een goede raad geven,
is jong, nog wat warmbloedig Maar wil U wel zeggen, dat een
goed woord op het rechte oogenblik en de juiste plaats veel meer
uitwerkt, dan het verkondigen van eischen, zelfs als men formeel
recht heeft om te eischen.
De heer Laoh: Ik ben zeer dankbaar voor Uw vaderlijke raad
geving.
885