Vanaf dat oogeblik is het woord geheel aan den militairen rechter en wordt in de eerste zitting door de officieren, die belast worden met het onderzoek in de civiele rechtspraak is het de rechter van instructie, die dit onderzoek leidt uitgemaakt, of de man als hij in arrest is, in arrest zal blijvenals hij niet in arrest is, of hij in arrest zal worden gesteldt: die beslissing wordt zoo noodig herzien gedurende den loop van het onderzoek. In het bijzonder wordt, wat de onderwerpelijke zaak betreft, uit het oog verloren, dat de aandacht van de publieke opinie gewekt is geworden op dat feit. Veel medegevoel is aan den dag gelegd voor den man, die slachtoffer werd; over den man, die handelde, werd slechts ver ontwaardiging geuit, terwijl op grond van het onderzoek, dat mij onder de oogen gekomen is, niet het gerechtelijk onderzoek, maar het voorloopig onderzoek, waarvan ik een afschrift gevraagd heb, ik als leek niet zou durven zeggen, dat hij niet handelde uit wettige zelfverdediging. Dat zal de rechter uitmaken en vóór de rechter in deze zaak gesproken heeft, is het niet gewenscht, dat wij ons oordeel daarover geven. U hebt naar aanleiding van deze zaak, die, zooals ik U straks al gezegd heb, ook door mij ernstig wordt betreurd, de uitdrukking gebezigd, dat het onder de militairen wel meer voorkomt, dat menschen worden doodgeschoten. Inderdaad komt dit meer voor, want het zou een ideale toestand zijn, indien door het leger, dat bepaald bestemd is om het gezag te handhaven, wanneer het geroepen wordt om die taak te vervullen, nimmer slachtoffers zouden behoe ven te worden gemaakt. Maar in verband met de geleverde beschouwingen meende ik de gevolgtrekking te mogen maken, dat het Uwe bedoeling waste zeggen, dat een dergelijk feit, als zich thans heeft voorgedaan meermalen is voorgekomen en dan moet ik U in dit opzicht tegenspreken, daar, zoover mij bekend, een dergelijk feit zich nooit heeft voorgedaan. Wel is een jaar of vijftien geleden, naar ik meen, in de militaire strafge vangenis een man neergeschoten, maar de omstandigheden, waaronder dat geschiedde, staan mij niet meer juist voor den geest. U hebt, evenals de heer Teeuwen in zijn rede, gewezen op wreedheden door het leger bedreven! Inderdaad geef ik toe, dat, waar men in strijd en in levensgevaar komt, niet alle menschen volkomen toerekenbaar zijn. Ik geef mede gaarne toe, dat als men kalm aan zijn schrijftafel zit en met nuchter en helder verstand over de zaak nadenkt, men wreedheden onder welken vorm en onder welke verontschuldi gingen bedreven ook, moet veroordeelen, maar een inderdaad zuiver oordeel over een dergelijke gebeurtenis kunnen maar weinigen vellen. Ik spreek uit ervaring, Mijnheer Cramer; dat oordeel kan men zich alleen vormen, wanneer men persoonlijk onder zeer bijzondere omstandigheden heeft verkeerd. Ik herinner mij, mijnheer Cramer, dat een predikant toevallig logeerde in een houten gebouwtje, terwijl ik ergens civiel gezaghebber was, toen in den nacht het etablissement, waarin wij ons bevonden, aangevallen werd door een bende van 40 a 50 man, terwijl voor de verdediging behalve mijn persoon een luttel gewapende politiedienaren aanwezig waren. De reeds binnen- 890

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 354