gedrongen aanvallers, die o m. pogingen hadden gedaan om het
gebouw, waar de predikant gelogeerd was, binnen te dringen, werden
na een kort gevecht verdreven. De predikant was, toen ik hem
kon bevrijden, uiteraard zeer ontdaan en toen ik hem den volgenden
dag sprak over het voorval, deelde hij mij onder den indruk van
het gebeurde mede, nu te kunnen begrijpen, dat, onder omstandig
heden, als hij dien nacht had beleefd, sommigen er toe konden
komen zich wel eens te buiten te gaan.
De heer Cramer: Mag ik U even interrumpeeren? Ik heb naar
aanleiding van het neerschieten slechts een artikel voorgelezen uit
de soldaten-krant, waar gecursiveerd staat, dat meermalen met
scherp is geschoten op menschen, die onhandelbaar zijn.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: Dat is beslist gelogen! Ik
persisteer bij mijn woorden. Ik kan uit mijn geheelen dienstijd van 35
jaren geen dergelijk geval aanhalen; zoo iets blijft toch altijd bij. Ik
herinner mij den naam kan ik thans noemen, deze was Cleveringa
dat een jaar of 10,15 geleden, in de strafgevangenis te Tjimahi een
man, die zich gewelddadig verzette, werd neergeschoten.Zoo is het
in mijn herinnering blijven voortleven, maar dat is het eenige geval
van dien aard, dat ik mij uit mijn geheelen diensttijd herinner.
Ik kan er U bovendien bij vertellen, mijnheer Cramer en dat zal
voor het gebeurde te Soerabaja verzwarend zijn dat de patronen,
die aan elke wacht aanwezig zijn, slechts onder zeer bijzondere
omstandigheden mogen worden gegeven in handen van de wacht-
hebbenden. of die bijzondere omstandigheden inderdaad aanwezig
zijn geweest, zal de rechter moeten uitmaken.
Ik ben nu gekomen aan hetgeen de heer Cramer gezegd heeft
over het optreden der troepen in Kediri. Zooals door de Regeering
is medegedeeld, kan het verslag over mijn bezoek aan Kediri niet
worden overgelegd. Dit besluit is niet genomen om de resultaten
geheim te houden, het is uitsluitend gegrond op de omstandigheid,
dat in het rapport over een bepaald persoon wordt gesproken en
het niet gewenscht wordt geacht, hoe onschuldig de mededeelingen
over dien persoon overigens ook zijn, deze aan de openbaarheid
prijs te geven. Inderdaad hebben, zooals de heer Cramer heeft me
degedeeld, in het Toeloengagoengsche en in het Blitarsche zich
geen moeilijkheden voorgedaan. Alleen moet ik wijzen op een klein
incident, voorgekomen tusschen den wedana van Srengat en een
officier, maar onmiddellijk daarna is het incident op voor beide
partijen bevredigende wijze opgelost. Het voorval had bovendien
niet zooveel beteekenis. Ik wil het U wel mededeelen, opdat U er
zelf over kunt oordeelen. De wedana was door een kapitein geroe
pen en niet gekomen. Daarover had die officier toen den wedana
een standje gemaakt, maar aangezien hij over de Inlandsche ambte
naren geen gezag uitoefende, zijn over zijn optreden verontschuldi
gingen gemaakt en aangenomen. Veertien dagen, nadat die veront
schuldigingen gemaakt en aangenomen waren, werden over dat feit nog
bezwaren bij de Regeering ingebracht tot groote verbazing van den
891