wedana zelf, want toen ik daarnaar bij hem een onderzoek instelde,
ontkende hij mi] pertinent en bij herhaling, dat die klacht van hem
was uitgegaan.
In het Blitarsche heeft een klein misverstand plaats gehad bij het
legeren van een troepenafdeeling, maar het misverstand was overigens
van geen beteekenis. Misverstanden zijn in dat tijdperk, helaas bi]
herhaling voorgekomen.
In het Kedirische bleek mij bij de besprekingen in de eerste plaats,
dat weder als gevolg van een misverstand, bij de oorspronkelijke
besprekingen over de wijze, waarop door de troepen gehandeld zou
worden besprekingen, die met voorkennis en instemming van den
Resident door den afdeelingscommandant met verschillende afdelings
chefs werden gehouden, de assistent-resident van Kediri met tegen
woordig was geweest.
Dat misverstand was niet te wijten aan den afdeelingscommandant.
Het feit, dat evenbedoeld afdeelingschef geen deel heeft kunnen
nemen aan die besprekingen, schijnt bij de uitvoering van de taak
eenige moeilijkheden gegeven te hebben, hetgeen mij bleek, toen ik
in Kediri met de ambtenaren en officieren confereerde. Verder bleek
mii daarbij, dat officieren, die in Kediri geplaatst waren, met hun
opwachting gemaakt hadden bij den Regent, wat natuurlijk eenige
ontstemming veroorzaakt had. ik wil volstrekt niet verontschuldigen
dit gebrek aan deferentie, maar ik moet er toch op wijzen, dat of
ficieren, afkomstig uit een groot garnizoen, hoogst zelden met Inland
sche ambtenaren in aanraking ko en. Van civiele zijde had er daarom
op gewezen moeten worden, dat een bezoek bij den Regent wen-
schelijk en noodig was.
De verschillende moeilijkheden, welke bij de uitoefening van de
taak van de troepen waren voorgekomen, bleken tijdens die confe
rentie te hebben bestaan in
lo. het opbrengen van eenige visschers, die zonder licht werden
aangetroffen;
2o. het opbrengen van een aantal personen, die in een gardoehuisje
zonder licht werden aangetroffen
3o het binnentreden van het erf eener woning (met van de woning
zelf) alwaar een aantal menschen vergaderd was.
Voor zoover ik mij herinner hei rapport heb ik op het oogen-
blik niet te mijner beschikking zijn mij geen andere feiten
^wijs^er bepaald op, dat het laatste feit, waarover gesproken
wordt in het artikel in het Bataviaasche Nieuwsblad, door den heer
Cramer aangehaald, niet te mijner kennis is gekomen, zooals bepaal
delijk in het rapport is vermeld.
Ik kan hieraan toevoegen, dat op den dag, waarop de conferentie
in Kediri plaats had die ook weer door een misverstand met op
het vastgestelde uur kon beginnen ik door die toevallige omstan
digheid tot de ontdekking kwam, dat de rappporten over de
genoemde feiten, welke ik durf niet stellig zeggen hoeveel, maar
naar ik meen zeven of acht dagen tevoren waren voorgekomen,
toen nog niet ter kennis waren gebracht van den afdeelingschef.
892