den Procureur-Generaal is geweest, door wie het opgemaakt is, enz. Ik weet alleen, wat U zelf ook weet uit het verslag van den auditeur-militair, dat van civiele zijde een actie is ingesteld tegen de getuigenverklaringen van de militairen, de vier eenige personen, die tegenwoordig geweest zijn bij het voorval. Meer weet ik er ook niet van en ik moet eerlijk zeggen, ik zou niet weten, waar te informeeren, of het verslag bestaat en of dit kan worden overgelegd. De heer Cramer: U kunt informeeren bij den Procureur-Generaal. De heer VanRietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Het is een zuivere rechtszaak en daarom vermoed ik, dat de rechter nooit aan een verzoek als thans gedaan gevolg zou geven. Ik wil er in dit verband nog even op wijzen, dat van den aanvang af door den afdeelingscommandant bepaald is, dat elk voorkomend geval van verwonding of erger tengevolge van het optreden der troepen, niet door de militaire autoriteiten zou worden afgedaan, maar dat het onveranderlijk ter beoordeeling zou worden overgedragen aan den rechter. Naast het geval, dat U gisteren aanhaalde van den man, wiens karabijn de sporen droeg van een doorstanen aanval van een dief, kan ik nog het geval stellen van den militair, die door een dief werd verwond en niettemin den dief heeft gearresteerd zonder dat deze eenig letsel had bekomen. Verder heeft U gevraagd, waarom de troepencommandant in Kediri, die door niet behoorlijk nagaan van zijne instructies indirect oor zaak is geweest van het ongemotiveerd neerschieten van een man, niet is vervolgd of althans overgeplaatst. Na het advies van den Advocaat-fiscaal te hebben ingewonnen, heb ik niet de minste aanleiding gevonden om een strafvervolging in te stellen, omdat daar geen resultaat van te verwachten was. Overplaatsing bij wijze van straf heb ik ook niet noodig geoordeeld, maar ik kan wel mededeelen, dat toevalligerwijze die hoofdofficier op eigen verzoek is overgeplaatst, echter naar een plaats, welke hem niet geheel onttrekt aan den troependienst in Kediri, en de moge lijkheid ook niet is uitgesloten, dat hij daar tijdelijk nog weder is werkzaam geweest. U heeft gesproken over het logeeren van officieren in pasanggra- hans, toebehoorende aan de H. V. A., ais een minder gunstige toestand. De heer Cramer: Minder tactvol, minder gunstig zei U, maar ik heb gesproken van minder tactvol. De heer Van Rietschoten. Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van OorlogMaar om daarover te kunnen oordeelen moet men de zaak ook van den anderen kant gehoord hebben. Het 'is mij, toen ik in Kediri kwam. ook als grief medegedeeld, en ik heb de zaak onderzocht. Wat is het geval? De troepen, die onder de officieren staan, zijn over zulke 896

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 360