Met U ben ik het eens, dat een raad van defensie, waarin behalve de
militaire autoriteiten van leger en vloot ook particulieren zitting nemen,
heel groot nut kan hebben. Zoodra beslist zal zijn, wat wij zullen
krijgen of houden, een politieleger of een werkelijk leger, zal ik bereid
zijn een voorstel tot de instelling van een dergelijken raad te doen.
Ten slotte de beantwoording omtrent het finantieel deelnemen
van officieren aan ondernemingen, hier speciaal het finantieel betrok
ken zijn bij de steenenfabriek Nagrek.
Vóórdat deze zaak in het verslag van den Volksraad werd aan
getroffen, was mij daarover niets bekend.
De Regeering wenscht geen onderzoek in te stellen naar de
personen, die bedoeld zijn, omdat de ambtenaren in het algemeen,
enkele categoriën uitgezonderd, volkomen vrijheid hebben om hun
overgespaard geld, wat bij ons in het algemeen niet zoo erg veel
is, te beleggen, daar, waar zij meenen, dat te kunnen doen, maar ik
ben het met U eens, dat het beleggen van gelden, zooals hier zou
hebben plaats gehad in een steenenfabriek, door hooggeplaatste
officieren, die bemoeienis zouden kunnen hebben met bestellingen bij
een dergelijke inrichting, ongewenscht zou moeten worden geacht en
dat het bepaald af te keuren zou zijn, indien zij hun rang zouden misbrui
ken door dien ten gunste van een dergelijke zaak aan te wenden.
Zeker zou het voor een enkele groep van officieren in het bij
zonder ongewenscht zijn, om aandeelen in een dergelijke bedrijf te
hebben, al zou dit alleen maar zijn om den schijn te vermijden.
Toch recht begrip van de zaak moet ik er aan toe voegen, dat
alle. bestellingen van materialen, althans van gewone bouwmaterialen,
plaats hebben door de uitvoerders van het werk, maar, waar hoog
geplaatste officieren van de genie door het aanwijzen van personen
voor de uitvoering van eenig werk indirect invloed kunnen uit
oefenen in het voordeel van een of ander bedrijf, zouden aandeelen
in een steenenfabriek in de handen van dergelijke officieren mind?r
gewenscht zijn.
Ik geloof niet, dat zulks het geval is; wanneer de heer Schumann
mij omtrent de aangelegenheid eenige meerdere aanwijzingen zou
willen geven, dan ben ik volkomen bereid om de zaak na te gaan.
De heer Schumann: Die gaf ik U gisteren.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog: U heeft namen genoemd
en daarop zal ik natuurlijk kunnen ingaan.
Ik behoef hier niet te verzekeren, dat een onregelmatigheid, als
indertijd heeft plaats gehad bij de betaling van het hek van mijn
woning, door mij nooit zal worden goedgekeurd en wat ik er aar. doen
kan, zal gebeuren om .dergelijke onregelmatigheden te verhinderen.
De laatste spreker, de heer Labberton, heeft mij gevraagd om bij de
Regeering nogmaals in overweging te geven het legioen van Pakoe
Alam weder op te richten en heeft daarbij als voornaamste motief
aangevoerd, dat het een prachtige oplossing zou zijn voor de afstam
melingen van de vorsten en verdere hoogwaardigheidsbekleeders.
901