klimmen, zoo onder, de knie heb om daarover een oordeel uit te spreken, zonder voorafgaande studie. Wanneer U daarop een antwoord wenscht, is het aan U om mij medeeling te doen van die feiten en mij te vragen om daarover mijn oordeel te vernemen. Dan ben ik natuurlijk te allen tijde bereid U alle inlichtingen te verstrekken. De heer Tee uw en: Dat zal ik doen, Excellentie! De heer Van Rietschoten. Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van OorlogAlleen, denkt U er om, ik heb nog andere zaken te doen, zoodat U mijn tijd niet geheel in beslag kunt nemen. Dat zou ik moeten weigeren Hetzelfde geldt voor de feiten, die de heer Teeuwen heeft aan gehaald om aan te toonen, dat inderdaad menschen door hun hoof den worden gedwongen om dienst te nemen. Ik moest aannemen, dat hij bedoelde Rotti- en Savoeneezen, want andere bewoners van Timor werden indertijd voor het leger alleen bij uitzondering aangeworven. De Beloneezen zijn eerst in de laatste jaren, na het jaar 1912, zich komen aanmelden voor de gewapende politie en voor bet leger. Ik kan mij voorstellen, dat die menschen begeleid zijn geworden door hun hoofden, maar of dat een aanwijzing is, dat zij gedwongen waren tot dienstneming, meen ik te moeten betwijfelen, maar ik zal daarnaar een onderzoek instellen. De heer Teeuwen doet het voorkomen, alsof dat wilden zijn, zonder beschaving, die door niemand verstaan worden. Men behoeft niet een wilde te zijn om niet verstaan te worden. Een goed be schaafd Engelschman wordt b.v. niet altijd in onze Kolonie n dadelijk verstaan. Ik ben toevallig in die streken bekend, en daaromkan ik zeggen, dat daar in die landen al jaren lang de Katholieke Missie werkt. Gedurende mijn verblijf op Timor heb ik bij verschillende gele genheden opgemerkt, dat daar ceremoniën in gebruik zijn zeer verwant aan die der Katholieke kerk. Dat is vermoedelijk nog afkomstig uit den Portugeeschen tijd, want ik heb zelfs Portugeesche aanstellings akten gezien, die onder de hoofden nog wel voorkomen. De beschrijving, die de heer Teeuwen van die wilden gegeven heeft, is er eenigszins naast, want de wilden, die men daar aantreft, zijn even weinig wild als de bewoners van andere eilanden. De menschen, die tegen hun zin aan de Portugeezen zijn overgegeven, zijn die van Maoekatar. In het meest Zuid-Oostelijk deel van Oost-Timor hebben mij inderdaad bij herhaling uitgeweken personen verzekerd, dat zij nooit weder onder de Portugeezen wilden staan. Toen zij evenwel onder ons bestuur heerendiensten moesten verrichten en belasting betalen, gingen zij weer gauw terug. Die toestanden bestaan zoowel aan onze als aan Portugeesche zijde. De menschen zijn alleen in bedwang te houden door streng gezag, want in vroegere jaren vooral waren roof en moord op de grenzen aan de orde van den dag. Veediefstallen kwamen veelvuldig voor zoowel van de eene als van de andere zijdede grensstammen zijn in dit opzicht 908

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 372