aan elkander gewaagd. Verandering van bestuur heeft voor hen geen andere beteekenis dan, dat zij daardoor meer of minder in de gelegenheid zijn om ongestraft te kunnen stelen. Dat ik liever geen Mohammedanen in het leger zou hebben, is door geen enkel voorbeeld door den heer Teeuwen gestaafd. De heer T eeuwen: Ik had het niet tegen U De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Het gaat ook niet op in het algemeen. Ik protesteer daartegen in het algemeen. In de voor schriften is geen enkele uitdrukking te vinden, die erop kan wijzen, dat de voorkeur wordt geheven aan den Christen boven den Mo hammedaan, in welk opzicht ook. Er bestaan verschillen die zijn erkend en die zullen onder de aandacht komen bij de voorstellen van de bezoldigingscommissie; zij zijn te beschouwen als gevolg van de wet van vraag en aanbod en van het verschil in gevechts- waarde, zooals reeds herhaaldelijk is gezegd. Naar een andere op vatting is nooit gehandeld en waar nu de voorschriften geen enkele aanwijzing geven in de richting door U bedoeld, is het voor mij niet aan te nemen, dat de officieren, die de voorschriften uitvoeren, aan den aspirant recruut zouden beginnen met te vragenBent U Christen of Mohammedaan Wij vragen in het leger niet van elkander, wel ken godsdienst men belijdt. Men weet dikwijls niet van de men- schen in zijn naaste omgeving, of zij Protestant dan wel Katholiek zijn, en zouden wij dan aan de soldaten vragen, welken godsdienst zij zijn toegedaan, voor zij toegelaten worden tot het leger? Het is eenvoudig te absurd om dat te denken. Bij de soldaten hechten wij aan andere eigenschappen en deze verdragen zich niet met de opvatting, dat wij een Christen, die een slecht soldaat zou zijn, zouden verkiezen boven een Mohammedaan, die goed soldaat is of belooft te worden. Bij de kwestie, waarin de heer Teeuwen een persoon besprak en welke mij aanleiding gaf daarover een opmerking te maken in dien zin, dat die persoon zich hier niet verdedigen kan, betrof het een zaak, die mij absoluut onbekend is. De heer Teeuwen zal zelf moeten erkennen, dat het voorbeeld doorhem aangehaald daarmede niet parallel loopt, want, als er over den heer Douwes Dekker ge sproken wordt, is hij naar mijn overtuiging in staat hem in alle opzichten te verdedigen. De heer Teeuwen: Verleden jaar niet. De Voorzitter: Mijne heeren, aangezien geen amendementen op deze begrootingsafdeeling zijn ingekomen, zal ik thans deze afdeeling aan stemming onderwerpen! De Afdeeling IX, Departement van Oorlog, in stemming gebracht, wordt, mede voorzoover betreft de 1ste nota van wijzigingen, aan genomen met 20 stemmen voor en 4 stemmen tegen. 9G9

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 373