evenwichtig verband hunner bezoldiging met die van gelijksoortige militaire betrekkingen (om. was dit het geval voorburgerschrijvers en voor Inlandsche topografen en teekenaars bij den Topografi- schen Dienst). Als gevolg van de omstandigheid, dat door bemiddeling van het Legerbestuur de aandacht van de belanghebbenden—voor zoover op Java aanwezig was gevestigd op de gelegenheid om hunne belangen in zake bezoldiging schriftelijk bij de commissie voor te brengen, bereikten haar een 160 tal verschillende beschouwingen en verzoeken, aan al welke stukken de vereischte aandacht werd besteed. Hoofdstuk I. Grondslagen voor de regeling van de bezoldiging. Na in 1 de noodzakelijkheid tot verhooging der militaire bezoldigingen over de geheele lijn te hebben bepleit, zet de com missie in 2 uitvoerig haar standpunt uiteen aangaande den in vloed van rasverschil op de militaire bezoldigingen. In de eerste plaats vestigt zij er de aandacht op, dat het ant woord op de vraag, in hoever gebroken behoort te worden met het stelsel van verschillende bezoldiging voor personeel van verschillenden landaard, eene even belangrijke als moeilijk tot algemeene bevrediging op te lossen beginselkwestie is, welke niet alleen de militaire bezoldigingen, doch de regeling van de Indi sche salarissen in het algemeen raakt en als zoodanig reeds sedert 1908 het onderwerp uitmaakt van eene uitvoerige gedachtenwisseling tusschen het Opperbestuur en de Indische Regeering, evenwel tot nog toe zonder tot eene duurzame beslissing te leiden. Wel wordt eene andere oplossing van deze kwestie voorbereid door eene in Juni 1918 in ingestelde burgerlijke commissie, doch daar deze maatregel voor de militaire commissie niet het uitzicht opleverde om tijdig te kunnen beschikken over een vasten algemeenen grondslag, waarnaar zij zich bij hare voorstellen voor de bezoldiging van het militair personeel zou hebben te richten, heeft zij gemeend hét onderwerpelijk vraagstuk in het bijzonder uit een oogpunt van legerbelang te moeten bezien, met inachtneming overigens van den algemeenen, ook in den Volksraad tot uiting gekomen drang, tot opheffing van op rasonderscheid berustende verschillen in be zoldiging. Wat het personeel beneden den rang van officier betreft, worden: le. de Europeanen beschouwd tegenover niet-Europeanen; 2e. de verschillende niet-Europeesche rassen onderling beschouwd 925

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 389