de sergeanten le klasse en de hoogere onderofficieren de bedragen dezelfde zijn ais die welke voor hun ranggenooten gelden, die thans reeds op maandelijksch traktement dienen De sergeanten 2e klasse, wier voeding in hunne soldij, en de brigadiers en ongegradueerden van de aanvullingstroepen op maan delijksch traktement, wier voeding in dat traktement is begrepen zullen verpleeggelden betalen van onderscheidenlijk f 0.65, fO.bO en f0 55 per dag, terwijl de soldijgenietende brigadiers en onge gradueerden van de aanvullingstroepen daarvoor respectievelijk f 0.25 en f 0 20 per dag betalen en de verpleeggelden voor de korporaals le en 2e klasse en de soldaten van de inheemsche troepen zijn gesteld op onderscheidenlijk f 0.20, f 0.15 en f 0.10. 6 13 Daar het der commissie is gebleken, dat de gratificatiën voor eerste uitrusting, welke bij benoeming of bevordering.tot ver schillende militaire rangen worden toegekend, reeds vóór den o log onvoldoende waren, acht zij verhooging daarvan noodzakelijk, terwijl zij het voorts gewenscht acht om in enkele gevallen waarin zulks thans niet geschiedt, gratificatiën voor eerste uitrusting toe teifbniage II van het verslag zijn daarvoor bedragen aangegeven, bijvoorbeeld bij benoeming tot officier f 1500, in voorkomende gevallen verminderd met de in verschillende onderofficiersrangen rC0Bij detTcheedng'vanuit Indië bij het Departement van Koloniën, als leeraal of leerling bij de Hoogere Krijgsschool als leeraar b.j de Koninklijke Militaire Academie, de Cadettenschool of den Hoofd cursus dan wel tot het volgen van de Rij- en Hoefsmidschool te Amersfoort worden gratificatiën voor uitrusting voorgesteld van: f 1003 voor den betrokken officier, 1000 voor diens echtgenoote, en 250 per kind, doch voor ten hoogste twee kinderen. 'Voor het met goeden uitslag volbrengen van de studiën aan de Hoogere Krijgsschool en de daaropvolgende detacheeringen, beveelt de commissie aan om aan hen, die de krijgskundige stud,en hebben gevolgd eene gratificatie in eens toe te kennen van f 2000 en aan hen, die den'intendancecursus hebben gevolgd, van f l530- S 14. De commissie acht het niet noodig om de geldelijke tege moetkoming van f 250, welke wordt uitbetaald ten behoeve van de naar Nederlandsch-Indië vertrekkende echtgenooten van in Neder land of in West-Indië gehuwde onderofficieren, te blijven toekennen op den voet als thans geschiedt. 937

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 401