Zij stelt daarom voor de betrekkelijke bepalingen te wijzigen in dier voege, dat die tegemoetkoming voortaan alleen nog wordt ver leend aan hen, die bij eerste uitzending naar Oost-lndië gehuwd onderofficier zijn. Wat betreft de tegemoetkoming van f 125 ten behoeve vanecht- genooten van de naar Indië vertrekkende militairen beneden den rang van onderofficier, oordeelt de commissie handhaving van de ter zake bestaande bepalingen noodig. De commissie acht het voorts billijk en in hooge mate wenschelijk, dat eene geldelijke tegemoetkoming, ten bedrage van één maand Indisch aanvangstraktement, als ingevolge artikel 1 van het Konink lijk besluit van 28 Juli 1914 No. 78 (Indisch Staatsblad No. 645) wordt toegekend aan alle gehuwde mannelijke personen, die door den Minister van Koloniën ten behoeve van 's Lands burgerlijken dienst in Nederlandsch-Indië worden uitgezonden, ook worde toe gekend aan de bij eerste uitzending gehuwd naar Nederlandsch-In dië vertrekkende luitenants. 15. De commissie acht het gewenscht het reserve-en dienst- plichtpersoneel naar dezelfde beginselen te bezoldigen als het verlofs- personeel van de Nederlandsche landmacht en het dus in het al gemeen slechts het aanvangssalaris toe te kennen, zonder de daar aan verbonden periodieke verhoogingen. Op rasonderscheid berustende verschillen in de bezoldiging acht zij voor bet dienstplichtig personeel niet noodig en ook niet gewenscht. De commissie stelt daarom voor om - behoudens voor gepension- neerde officieren en onderluitenants, die verplicht zijn om nog tot hun 45e jaar als reserve- officier te dienen te dier zake voor normale omstandigheden de volgende algemeene regelen in acht te nemen: le. alle dienstplichtigen (militie- en landstormplichtigen) en reservisten in werkelijken dienst genieten de aanvangsbezoldiging (aanvangs traktement of aanvangssoldij), verbonden aan den rang of stand, weiken zij bekleeden of waaraan zij zijn gelijkgesteld, zonder aanspraak te hebben op de aan die rangen of standen verbonden regelmatige weddeverhoogingen 2e. alle dienstplichtigen, zoowel Europeanen als niet-Europeanen, genieten bij opkomst voor le oefening de aanvangssoldij van een inheemsch soldaat der 2e klasse; zij zullen c. q. tot inheemsch soldaat der le klasse zijn aan te stellen en zullen bij bevordering den rang van korporaal der 2e klasse of van korporaal der le klasse, doch niet dien van brigadier kunnen bereiken. 938

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 402