ondergeschikte artsen, waaronder zich vele specialteiten be
vinden.
Is het niet alleen denkbaar, maar zelfs waarschijnlijk, dat menig
maal de mindere in tang zijn wellicht beter oordeel in de behandeling
der lijders of in het vaststellen der diagnose, gegrond op grondige
studie in enkele speciale onderdeelen, zal moeten opofferen om
niet in strijd te handelen met de inzichten van den Chef, en zulks
uit vrees voor benadeeling in zijne bevordering als anderszins? (Er zijn
natuurlijk ook hoogstaande Chefs met ruime opvattingen van den
dienst!) Kan niet en is ook dit niet waarschijnlijk de Chef meer
voorliefde betoonen voor eenig onderdeel der geneeskunde en de
andere deelen daardoor achteruitstellen
Hoe dan ook, als eerste regel moet worden gesteld, dat het gezag,
de disciplinair-hierarchische verhouding, in de medische wereld dient
te vervallen, daar de wetenschap anders in de verdrukking komt
ten nadeele van de menschheid. Ik geloof, dat dan één zoo niet
de voornaamste reden zal worden opgeheven, die de meesten van
den mf/fta/r-geneeskundigen dienst afschrikt.
De man van studie, die niet tevens de man, gewend aan krijgstucht,
is, ziet zich niet gaarne gesteld onder den dwang, die bij het krijgs
wezen zich soms tot in het kleingeestige voordoet Hij wil on
gaarne gelijk geacht worden met de minste der officiersrangen,
die hoe achtenswaardig het officierskorps ook moge zijn met
minder kennis en dikwijls op veel jeugdiger leeftijd wordt bereikt.
Hij wordt bij de uitoefening van zijne werkzaamheden hoogst on
gaarne gedwongen zich aan allerlei reglementen, dienstvoorschriften
en bevelen te onderwerpen, die dikwijls schadelijken invloed hebben
op de aan zijne zorg toevertrouwde taak.
Wij zien dan ook vele geneesheeren in de laatste jaren zonder
pensioen het leger verlaten, zoodra het dienstverband is opgeheven.
En hoevelen loopen er nu niet rond in het leger, die wegens de
financieële bezwaren, verbonden aan het ontijdig verlaten van
den militairen dienst, zich er in trachten te schikken, to make the
best of it.
Zou het dan op stuk van zaken niet beter zijn in het belang van
het land en van de menschheid, te bepalen, dat ieder arts ten allen
tijde zonder eenige terugbetaling van studiekosten, zijn ontslag kan
bekomen, mits hij in den burgerlijken geneeskundigen dienst over
gaat, voor 't geval men de bestaande militaire instelling wenscht
te behouden?
De daaruit voortvloeiende geldelijke opoffering zal dan ten ge-
971
1. M. T. 60 1919