volge hebben, dat men niemand tegen wil en dank noodzaakt tot iets waartegen de dwang afstuit, dat is: de nauwgezette plichtsbe trachting, die alleen kan worden verkregen door gemoedelijkheid en menschenliefde. Het leger zal dan een officier van gezondheid minder hebben, maar de Staat zal er geen verlies door lijden bij verplichten overgang in 's Lands burgerlijken geneeskundigen dienst, en de maatschappij nog minder. Summa summarum geloof ik, dat het hoogst wenschelijk en doel matig zou zijn, één enkelen staatsgeneeskundigen dienst in Indië in het levtn te roepen. Het blijft wel waar, dat, waar strijd gevoerd wordt, zorg moet wor den gedragen voor gewonden en zieken. Geen oorlogvoerend leger kan de hulp van geneeskundigen ontbeeren. En daar in Indië wel altijd strijd gevoerd zal moeten worden, al was 't slechts tegen een inlandschen vijand, moet dus in die behoefte worden voorzien Voor den eigenlijken dienst te velde zal intusschen het personeel niet zoo groot behoeven te wezen. Zelden toch wordt met een aan zienlijke macht tegelijk opgetreden tegenover den I.V. 'maar de hospitaaldier.st heeft daar meer hulp noodig. Het is dus alleen nood= zakelijk voorziening te treffen voor den geneeskundigen dienst te velde. Een klein korps militaire batalions- en brigade-artsen zal wel niet ontbeerd kunnen worden, maar deze zullen meer hygiënist dan ge neesheer moeten zijn; voor het overige burgerspecialiteiten en ci viele ziekenhuizen. Overal elders, hetzij in hospitalen of garnizoenen, zijn eigenlijk gezegde militaire geneeskundige diensten niet van dien aard, dat een afzonderlijk militair personeel noodig zou wezen. Het onderzoek naar de middelen tot voorkoming van ziekten on der de troepen, de bevordering hunner gezondheid in de kazernes, of de keuring van slachtvee in de abattoirs, zijn zoovele onderwerpen, dié wel is waar tot den werkkring van den arts behooren, maar over welke ook elk arts zal kunnen oordeelen, hetzij militair of burger. Het zijn slechts onderdeden van de algemeen rijkstaak. Ik .wenschte dus met den Heer Bannink dat de Staat deze ge wichtige tak van dienst zoo regele, dat in allen deele voorzien kon worden, dat de wetenschap niet in botsing kwam met het gezag en dat de geneesheer de meeste vrijheid geniet, waar die voor hem noodig is. 972

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 436