Ouerzicht uan nederland-
sche militaire tijdschriften,
Militaire Spectator, No. 8, Aug. 1919.
De Spectator van Aug. bevat, behalve de gewone rubrieken,
slechts twee artikelen van eenigen omvang, waarvan echter dé
hoedanigheid van dien aard is, dat dit nummer tot de belangrijkste
van den loopenden jaargang behoort. Ik heb hierbij voornamelijk
het oog op een onder den titel „De Manoeuvre om Limburg" ge
schreven studie over de strategische positie van Limburg, waarin
de Schrijver op overtuigende wijze aantoont, dat de ligging van
Nederl. Limburg tusschen België en Rijnland, en niet de verdediging
van Luik, de oorzaak was, dat de omtrekkende Duitsche legervleugel
in 1914 te laat was aan de Geete, te laat was aan de Sambre,
uitgeput aan de Oise en zonder voldoende gevechtskracht aan de
Marne aankwam. Daartegenover stelt hij, hoe de gebeurtenissen
zich ontwikkeld zouden hebben, wanneer Nederl. Limburg in 1914
Belgisch grondgebied geweest was en dus de omtrekkende Duit
sche vleugel, i c. het 1ste Leger onder Gen. Von Kluck, dadelijk
westwaarts had kunnen marcheeren, in plaats van den zeer tijd-
roovendtn omweg om Limburg te maken. Schr. stelt in het licht,
dat, ware ons Limburg Belgisch gebied, zooals de annexionisten
uit bezorgdheid voor België's veiligheid verlangen, zulks voor het
Belgische Leger een versterking van slechts 4500 man zou beteekenen
en dat het op zijn minst genomen zeer twijfelachtig is, of het
Belgische Leger, dat in 1914 de Maas tot Visé niet verdedigen kon
dit onder toevoeging van bovengenoemde 4500 man wel zou kunnen
doen tot Venlo. Juist het tot Nederland behooren van de veelbe-
sproken provincie verleent België de meeste veiligheid tegen een
aanval uit de Rijnprovincie en dat de Duitschers in 1914 ons ge
bied geëerbiedigd hebben niettegenstaande de daaruit voor hen vol
gende groote nadeelen, was het gevolg van de bedreiging van hun
omzwenkenden vleugel uit Noord-Brabant, waartoe Nederland dit
zij te onzer eere nog eens herhaald, bijtijds gereed stond: op 3 Aug.
te 3 u.n.m was het gemobiliseerde Nederl. Leger, sterk 203.657
hoofden, op de aangewezen standplaatsen en was door het veldle
ger de afwachtingsopstelling ingenomen.
Het moge een groote voldoening zijn voor den verdienstelijken
schrijver, die zich Kapitein „Ronduit" teekent, dat zijn studie, welke
een belangrijke aanvulling vormt van de artikelen van Gen. van
Terwisga in de N Rott. C., de volle aandacht ook van eenige
985