persorganen h.tl. heeft. Moge zij door vertaling spoedig onder het bereik van het buitenlandsche publiek komen; 's Lands belang kan er slechts door gebaat worden! Ten slotte naar aanleiding van deze studie nog een kleine op merking Het door Kapitein Ronduit behandelde onderwerp is niet het eenige uit den grooten oorlog, dat voor ons van rechtstreeksch belang is. Voor Indië wanneer men werkelijk nog ernstig van plan is zich tegen een mogelijken buitenlandschen vijand toe te rusten denk ik hierbij aan de expeditiën in Mesopotamië, in Syrië en Palestina en vooral aan de krijgsverrichtingen nabij Gallipoli en nu zou het van groot nut zijn, indien hieromtrent iets werd gepubiceerd, zooals het Departement van Oorlog in 1915 een overzicht van de expeditie der Japanners tegen Kiaochou uitgegeven heeft Het komt mij voor, dat zulk werk op den weg van den generalen staf ligt en dat de hiertoe behoorende krijgsgeschiedkundige afdeeling zich nu niet altijd in het grijze verleden behoeft te verdiepen; in de laatste vijf jaren is heel wat belangrijkers gebeurd dan b. v. in de vorige eeuw. Maar misschien brengt het wetenschappelijke jaarbericht der 1. K. V., waarop wij nog steeds geduldig zitten te wachten, iets op dit gebied Op de studie van Kapitein Ronduit volgt een bijdrage van Kapitein SCHARROO over de Twentsche kanaalplannen en hunne economische en militaire beteekenis. Vervolgens een klein stukje over een te houden militaire-juristen dag, militair-politiek maandoverzicht, boekaankondiging, enz Mavors, No. 7, Aug. 1919. Res.-Kapitein Klein deelt een en ander mede over den verlofs officier en de landstormorganisatie bestaande uit betrouwbare ver lofgangers. Uit deze bijdrage blijkt, dat sedert de woelige Novem berdagen van 1918 bepaald werd, dat verlofgangers, die zich tot handhaving van orde en rust willen organiseeren, zich kunnen aansluiten bij de bestaande afdeelingen van den Vrij willigen landstorm. Hiertoe zouden zich reeds in korten tijd 35.000 man van alle rangen ter beschikking van de Regeering hebben gesteld. Majoor van Dam van Isselt begint een overzicht over de ver dediging van Belgie in 1914. Dat ook „Mavors" zich ernstig bezighoudt met de toepassing van het militaire straf- en tuchtrecht, blijkt uit een drietal artikelen, n.l. over strafredenen door Eersten Luitenant Engers, over juridisch aangelegde beroepsofficieren door Mr. Dr. J. Wackie Eijsten en het vervolg van Majoor Bruijn's leiddraad over het houden van theorie over krijgstucht. Luitenant Wilson geeft een vergelijkende beschouwing over den positie-oorlog in verband met de in Nederland gehuldigde stelregels voor de veldversterkingskunst. Verder persoverzicht en kleinere bijdragen over paardentoelage aan reserveofficieren, de vredestoelage en mededeelingen uit de le gerorders. Ten slotte een, artikel van Kapitein de Bas over „Of- ficierszorgen", waaruit blijkt, dat de geldelijke toestand van den 987 I. M. T. 61 1919.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 455