maken. Integendeel, het berust op een gezonde toepassing van het
onderlinge goede voorbeeld.
Nu ga ik weer den Heer J. cileeren (bladz. 750):
„Wij vergeten uit louter paedagogische drukte en bedrijvigheid,
dat de gewichtigste opvoedingsmethode niet de directe, maar de
indirecte is, enz."
Jajadat is mij uit het hart gegrepen. Al die paedagogische
drukte van tegenwoordig moet wel het gevolg zijn van de boeken-
paedagodiek en de lessen in dat vak gegeven aan te jeugdige
personen, die nog zooveel aan zichzelf hebben te vormen. De
indirecte methode, d. w. z. het goede voorbeeld, dat is het ware.
Maar geen lesgeverij.
Ziet ge wel, geachte tegenstander, dat wij niet zoover van elkaar
staan
„Wat een officier in de eerste plaats noodig heeft, zijn karakter
eigenschappen", zegt Gij op blz 751.? Natuurlijk, daarop komt
het aan. Laat het heele militaire onderwijs daarop gericht zijn, laat
ieder leeraar zijn vak daaraan dienstbaar maken, laat men zorgen,
dat de cadetten als flinke jonge mannen met een groote dosis
eerlijkheid en plichtsgevoel in het leger komen, dan zullen zij, na
bij den troep verder opgeleid te zijn, veel goed kunnen doen voor
hun ondergeschikten. De philosophie, psychologie en karaktervor-
mingsleer kunnen dan als leervakken gerust achterwege blijven.
Niet, dat ik dergelijke onderwerpen negeeren wil. Er is toch in bijna
alle vakken wel gelegenheid om, als leeraar en klasse daartoe gedis
poneerd zijn, eens te praten over de beteekenis van het karakter,
over de waarde van het moreel, de noodzakelijkheid van het
vertrouwen tusschen meerderen en minderen, enz. Ik schreel zooeven
daartoe gedisponeerd zijn, ik bedoel daarmee als er eens bijzonder
contact is tusschen leeraar en leerlingen. Men kan over dergelijke
onderwerpen m. i. niet goed les geven volgens lableau. Het is een
zaak van het gemoed en zoo iets laat zich niet dwingen in een
bepaald uur volgens een lesrooster.
Ik hoop van harte, dat ik hierin duidelijk ben geweest. Want in
het bovenstaande ligt almede één van mijn hoofdbezwaren tegen het
les geven in vakken als paedagogiek en psychologie aan een onder
wijsinrichting als de K. M. A
Nu keer ik weer terug tot het artikel van den heer J.
De geheele middelste alinea van bladz 751, die ik ter besparing
van ruimte niet zal overnemen, heeft mijn hart gestolen. Ik wilde, dat
ik het zelf had geschreven. Wantik lees daarin niets over
998