les geven in paedagogiek, doch kan er niet anders in lezen dan één verheerlijking van het goede voorbeeld. Ook de laatste alinea, waarin een citaat van maarschalk Haig voorkomt, geeft geen enkelen steun aan hen, die voorstanders zijn van paedagogieklessen, doch wijst speciaal op het Britsche opvoe dingssysteem, dat vrijwel zonder boekjes, maar met veel vuistar gumenten werkt. De Heer J. zal er zeker wel van op de hoogte zijn, hoe de Britsche jeugd elkaar opvoedt; daar is ons groenen en baren een kleinigheid bij. Dit herinnert mij aan een anecdote, die de Heer Gunning ons vertelde. Hij was in Engeland en ging op een keer baden in een openbaar badhuis. Als goed Hollander zeepte hij zich eerst flink in. Plotseling kreeg hij een fikschen draai om de ooren, omdat hij met zijn zeep het water verontreinigde dat was ook paedagogiek, maar zonder boekje! Dan vermeldt de Heer J. een citaat van von Humboldt (dien ik gelukkig bij naam ken): Niets voedt meer op dan de aanblik van een voortreffelijk mensch". Dus alweer het voorbeeld! Een voortreffelijk mensch voor een klas of voor een troep doet daaraan meer goed dan een willekeurling, die les in de paedagogiek heeft gehad. Laat men daarom de cadetten in de eerste plaats opleiden tot voortreffelijke menschen. Niet alleen wat vakkennis betreft, maar vooral wat karaktereigenschappen aangaat. De vergelijking, die de Heer J. trekt tusschen lessen in tactiek en paedagogiek, is m. i. minder gelukkig. Het eerste toch is inderdaad een leervak, waarvan m.n zich door studie een zekere dosis kan eigen maken en waarvan men het geleerde zonder gevaar kan toepassen. Dit nu is bij de paedagogiek niet het geval. Dat zweeft namelijk als vak min of meer fn de lucht. En nu nog enkele dingen, die ik wensch recht te zetten. Nergens heb ik gezegd, dat ik de kennis van paedagogie of van psychologie voor ons, officieren, onnoodig zou achten, zooals de Heer J. op bladz 747 beweert. Integendeel, lezingen over deze onderwerpen, door daartoe bevoeg den, voor de officieren gehouden, zou ik zeer nuttig achten, mits in eenvoudige taal en vrij van alle (schijn) geleerdheid en beunhazerij. Maar ik blijf tegen het lesgeven daarin op de K. M. A. Ook heb ik nergens gezegd, dat de Heer Gunning de paedagogie van onwaarde zou achten. Ik heb alleen gezegd, dat deze autoriteit het geen leervak vond. Overigens gelieve men wel in het oog te 939

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 467