later bij eventueele teleurstelling als gepasseerd worden, enz., onafhankelijk te kunnen zijn. w m* dat En m. i. is dit verschijnsel logisch af te leiden uit het feit, dat tegenwoordig de opleiding voor andere meer winstgevende be re - kingen en ambten (ik behoef alleen te noemen ingenieur, enz eveneens kosteloos kan geschieden en uit het feit, dat de regeering zelve de officiersloopbaan zoo onsmakelijk mogelijk gemaakt hee door het fraaie ervan (kleeding, parades, wapenschouwingen en dergelijke) te verminderen en de officieren zelf door commissies te ontrekken aan hun eigenlijken werkkring. Het behoeft dus geen verwondering te baren, dat de toeloop tot de opleidingsinrichtingen zeer gering is geworden. In het algemeen voelt de materialistische mensch van onzen tijd er weinig voor zijn kinderen een opleiding te geven, waarvan hi] vooTuit weet, dat1 zij voor het latere leven van diei in eren va„ geen nut zal zijn, n.l. bij passeering enz., en dat ze geen practise resultaten afwerpt, welke practische resultaten gelijk worden gesteld met een hoog salaris. Ook in het leger zelf gevoelt men zien onvoldaan, omdat de ooleiding niet wetenschappelijk genoeg is. Treedt dit bij den infanterie- en den cavalerieoificier met zoozee op den voorgrond, bij de andere wapens en diensten: artillerie, genie, topografie en vliegwezen wordt dat gevoel haast een beklemming vooral als men nagaat, tot welke betrekkingen de artillerist en gems geroepen kunnen worden binnen de grenzen van hun wapen De topografen, gerecruteerd meest uit de infantene-officeren. voelen zich bijna niet opgewassen tegen hun dikwijls zeer zware ^ïe^eweldlgfvhfcht, die de techniek tegenwoordig heeft genomen en waarvan verwacht wordt, dat zij nog met haar toppunt heeft bereikt en de uitgebreide toepassingen op het moderne oorlogstuig van de uitvindingen op elk gebied, vooral gebleken in denlaatsten oorlog, hebben het hare er toe bijgedragen, dat men zich door de tegenwoordige opleiding niet veilig en zeker geschraagd voelt. Reeds gedurende den oorlog gingen er enkele stemmen op, dm een meer wetenschappelijk opleiding voor de technische wapens beple t (Orgaan N. 1. O. V. Nos 1, 2, 4 en 5 en 7 van 1915.en No. 11 van 19171 en I. M. T. No. 9 van 1916 en No. I van 1919). Zelfs in het rapport van de Staatscommissie van 1910 vindt men een concessie gedaan aan den Genieofficier. Men voelde zich dus onvoldoende voorbereid om de wachtende taak te beheerschen. En dit gevoel is er na den oorlog met op verbeterd. 1005

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 473