2e. De weg van Koeta Tjané naar Blang Kedjeren is tot aan het bivak La wé Aoenan berijdbaar, waarvan dan ook partij is getrokken door de vivres tot hier op te voeren met militaire grobakken, getrokken door paarden. Vanaf L. Aoenan moeten de vrachten door Gajoeërs gedragen worden. Er zijn twee goedangs, één te K. Tjané en één te L. Aoenan, respectievelijk voor het bewaren der vivres afkomstig van Medan en het verzenden dier vivres met éénmans- vrachten naar BI. Kedjeren. Veel goederen moeten dientengevolge worden overgepakt, al wordt er ook te Medan zooveel mogelijk rekening gehouden met het vervoer vanaf L. Aoenan door koelies. Het ligt in de bedoeling om den weg naar de Blang langzamerhand voor grobakken berijdbaar te maken door hem van bivak tot bivak te verbreeden, zoodat de Gajoeërs geleidelijk eraan gewennen tet grootste deel hunner inkomsten, het transportloopen, te moeten missen. Ook te L. Aoenan geldt, heigeen voor de goedang te Medan is aangehaald, n.l. bevoegd personeel is noodig voor den opvoer. Daarom zou het het beste zijn om het personeel, dat vroeger te Kaloeë was (toen de transporten van af dien post werden verzonden), over te plaatsen naar Koeta Tjané en het te belasten met de goedangs aldaar en te L. Aoenan en met den opvoer naar Blang Kedjeren. Zooals reeds hierboven gezegd is, worden de vivres vanaf L. Aoenan als éénmansvrachten opgevoerd. Een koelie krijgt een vracht ter zwaarte van twintig K.G. De vivres zijn in petroleum- blikken verpakt en daarna dichtgesoldeerd. Vanaf K. Tjané moet per koelie betaald worden een bedrag van f 6.75, welk bestaat uit dagloon van 0.60 gedurende negen dagen, benevens voedinggeld van 0.15 per dag. Doordat het vervoer nu gedeeltelijk geregeld is door gebruik van grobakken, wordt per koelie uitbetaald van L. Aoenan tot BI. Kedjeren een bedrag van f 4.50, terwijl een mandoer, gerekend op vijftig koelies, een extra toelage ontvangt van f 2.00. Geregeld wordt per maand te BI. Kedjeren in koelieloon omgezet een bedrag van drie mille, zoodat het te be grijpen is, dat het voor den Gajoeër heel wat is, wanneer hij het transportloopen moet missen. Door de dure levenswijze in de Gajoe Loeös is het van groot belang, dat de opvoer van vivres geregeld geschiedt en men niet weken moet wachten, voordat de artikelen arriveeren. De soldaat is aangewezen op de goedang, waar hij zijn levensmiddelen goed koop kan inkoopen. De V. I. en de Gajoetoelage zijn even voldoende om in het onderhoud te kunnen voorzien, wanneer de 1021

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 489