schietijzer, als onder B. beschreven, wordt hij ook zonder pardon
achterlijk schutter. Eene vergelijking van de in Bijlage Ia genoemde
premieëischen en de spreiding toont dat onmiddellijk Wel schrijft
21 voor, dat de C. (D.) Cdt. eerst een onderzoek zal instellen
naar de vermoedelijke oorzaak van het slechte schieten, maar in
de practijk komt daarvan zelden of nooit iets terecht Trouwens
90 o/o der officieren heeft helaas van deze oorzaken slechts een
uiterst vaag begrip, zooals van alles, wat op de wapening betrekking
heeft In het belang van den man behoort de C (D.) Cdt. dus
steeds bij den minsten twijfel aan de deugdelijkheid van het wapen
de hulp in te roepen van den officier, met de bokschutters belast,
en den O. v. W., hetgeen over het algemeen veel te weinig gedaan
wordt. Daarom ware het ook beter, voor te schrijven, dat de geheele
wapening eens per jaar moet worden ingeschoten.
D.
(1). Dat de C. (D) Cdt. de hulp in zal roepen van den O. v. W., staat
ook voorgeschreven in 54. Maar hoe. In de eerste plaats moet een
proef genomen worden op 200 M. op de kruisschijf. Wat denkt men
daarmede te kunnen bereiken Het schieten op de kruisschijf vereischt
zeer veel oefening en velen leeren het nooit, zoodat een willekeurig
fuselier en zelfs een scherpschutter bij die proef nooit een resultaat kan
bereiken, dat eenig houvast geeft. Ik heb slechts eenmaal gezien, dat
een bokschutter bij die oefening een spreiding schoot beneden de
10 cM. (89 mM. in het vierkant); als regel varieerde de spreiding
tusschen 16 en 24 cM geweerDit zijn dan nog de uilkomsten
van menschen, die iederen dag niets anders deden dan bokschieten,
met gloednieuwe loopen en prima munitie. Bij den troep kan men
geen schijfbeeld verwachten, waaruit eenige conclusie omtrent het
wapen valt Ie trekken, te meer, daar de schietvaardigheid van de
bij de compagnieën aanwezige bokschutters veelal te wenschen
overlaat door gebrek aan oefening.
(2) 44 schrijft voor, dat de recruut niet tot het schieten met
scherp mag overgaan, alvorens de vooropleiding uitmuntende resul
taten oplevert. Zonder in-beschouwingen te willen treden over onze
schietopleiding, wensch ik er toch wel op te wijzen, dat er slechts
1026
(1) Indien men dit een onware beschuldiging mocht achten, laat dan
ieder voor zich eens de vraag beantwoorden, of hij werkelijk weet
waarom de slagveer aan beide zijden afgeplat is- Geen 10 op de 100. hn
toch behoort men dit te welen.