één manier is, om er ooit iets van te leeren, en dat is niet scherp schieten. Met droog schieten, wat volgens het Voorschritt zooveel mogelijk iederen dag moet plaats vinden, komt men er niet en ik geloof wel, dat de zeer geringe schietvaardigheid van ons vrijwil ligersleger mij in dezen in het gelijk stelt. Bovendien moet er nog iets anders aan de opleiding haperen, want waarom rukt verreweg het grootste gedeelte onzer schutters? N. m. m. wordt veel te veel aandacht besteed aan den factor tijd. Het voorschrift mag zeer mooie regels bevatten omtrent het bijbrengen van den wil, om raak te schieten, het begint bij de oefeningen voor de recruten reeds met tijdsbeperking en bereikt daarmede, dat de gemiddelde recruut er nooit iets van leert. Nu mag raak en vlug schieten zeer ver dienstelijk zijn, er zijn slechts weinigen, die zich dat eigen kunnen maken, en dat heeft men klaarblijkelijk een weinig uit het oog verloren. Wanneer een man bij de oefening A3. 5 punten schiet in 33 seconden, komt hij niet voor premie in aanmerking, terwijl ik dit resultaat toch heel wat verdienstelijker vind, dan 3 treffers bin nen kring 4 in bijv. 14 seconden. Ik voor mij voel er veel meer voor geen maximum tijd en voor premie alleen een juistheidseisch te stellen; bij premieverhooging kan dan de tijd in aanmerking worden genomen. Dat ik met mijn opvatting omtrent de waarde van „tijd" nog zoo groot ongelijk niet heb, moge blijken uit het volgende. Bij het prijsschieten te Medan konden een B-schutter, een prijswinner en een sergeant met de karabijn van laatstgenoemde maar geen tref fers krijgen, ook niet na herhaalde pogingen, ergo „deugde het ding niei" Ik kreeg evenwel uit 5 series (25 patronen) 17 treffers, zoodat vo'gens mij het wapen nu wel niet schitterend was, maar van niet-d, ugen nog niet behoefde te worden gesproken Maar ik gebruikte 25 a 26 seconden per serie, en zou dus, ware ik fuselier geweest, niet voor een prijs in aanmerking zijn gekomen (3). Nadeelige nabranders Wat zijn dat? Iedere nabrander is nadeelig, want hoe gering het tijdsverschil tusschen vooruitschieten van de slagpin en ontsteking ook moge zijn, men krijgt steeds een vrij aanzienlijke afwijking. Voor iederen nabrander behoort dus een patroon te worden toegegev. n. Ook de kwestie van nabranders is een bewijs voor mijne bewering, dat er te vlug geschoten wordt. Over het merk 2- 4 bereikte mij nog geen enkele klacht, terwijl ik het inschieten met deze munitie moest staken, omdat er te veel nabranders bij waren. Maar door het gejacht op de schietbaan merkt men ze klaarblijkelijk niet eens op. 1. M. T. 64 1919.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 495