Naar vernomen werd, Iaat bij vervoer van mindere militairen met de booten der K. P. M. het logies, de badgelegenheid en het voedsel te wenschen over. Men zou gaarne omtrent de juistheid van deze klacht worden ingelicht. Gevraagd werd, of het beheer der menages tot klachten aanleiding heeft geveven. 13. Met voldoening werd door vele leden geconstateerd, dat het strafdetachement te Ngawi staat opgeheven te worden. 14. Nog werd het optreden der militairen in Kediri ter sprake gebracht. De marechaussées in Zuid-Kediri hadden, naar vernomen werd, geen aanleiding tot ontevredenheid gegeven; van de andere troepen in Noord-Kediri moest echter het tegendeel worden ver klaard. Men meende, dat de klachten dienaangaande voorkomende in het Bataviasch Nieuwsblad (Maart en April) juist waren. Naar vernomen werd, is door den Legercommandant naar het optreden van militairen in Kediri een onderzoek ingesteld. Men vroeg, of de Regeering een afschrift van het ter zake handelend rapport voor de leden ter Secretarie wil neerleggen. Men vernam gaarne de juiste toedracht van het neerschieten van een Inlander bij Karangdinojo en één bij Wates (zie Kediri-krant van 26 April 1919 1ste blad). Een der leden had vernomen, dat eenigen tijd geleden sectie was tehouden op het lijk van de vrouw van den Ambonneeschen fuselier arajar zonder diens toestemming. Ter zake zou reeds een onder zoek zijn ingesteld,, het resultaat daarvan zou hij gaarne vernemen. Herhaald werd de reeds in eene vorige zitting geuite klacht, dat vaak onnoodig orders gegeven worden, die op Zondagen uitgevoerd moeten worden, bv. tot het volgen van zijne bestemming. Met betrekking tot de veroordeeling van den fourier Sanders werd gevraagd, waarom tegen den hoofdgetuige in dit strafgeding, die door den beklaagde en twee andere getuigen van meineed is be schuldigd, geen strafvervolging is ingesteld. Ter zake werd verwezen naar het 2de blad van de Locomotief van 22 Januari 1919 en de Beweging van 24 Mei d a.v. No. 21. Het werd wenschelijk geoordeeld met de administratie der mi litaire sociëteiten geen troepenofficieren, doch de meer deskundige off eieren van de administratie te belasten. Gaarne zou men vernemen, of de militaire sociëteiten winst maken en zoo ja, op welke wijze en te wiens behoeve die gelden worden besteed. 15. De vraag werd gesteld, hoe de Regeering erover denkt om den Militairen Veterinairen dienst tot eene afzonderlijke afdee- ling van het Departement te maken. 16. Eenige leden wenschten er de aandacht van het Legerbestuur op te vestigen, dat door de mindere niet- Europeesche militairen op groote schaal gedobbeld wordt en vroegen of er geen maatregelen konden worden genomen om deze kwade gewoonte tegen te gaan. 592

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 50