De thans afgetreden Minister van Koloniën was van oordeeI.dat de richting, waarin de oplossing van dat vraagstuk moet worden gezocht, voorshands in het midden dient te worden gelaten, totdat omtrent den Volkerenbond en de toetreding van Nederland tot dien bond zal zijn beslist. Daarbij moest met kracht naar bezuini ging worden gestreefd, welke die Staatsman wenschte te verkrijgen door het staande leger geleidelijk terug te brengen tot eene zooda nige sterkte, dat het volaoen kan aan den eisch, dat het leger een voldoend krachtig instrument zij om den inwendigen toestand over den geheelen archipel te beheerschen. Eene beslissing ten aanzien van de taak van marine en leger in het toekomstig verdedigingsstelsel is dus nog niet genomen Kunnen bijgevolg geen mededeelingen worden gedaan omtrent het toekomstig verdedigingsstelsel, ten aanzien van het bestaande stelsel kan alleen worden vermeld, dat het daarop neerkomt, dat de beschikbare middelen naar gelang van de omstandigheden zullen worden aangewend op de wijze, welke de beste kansen op goeden uitslag waarborgt. Nadere bijzonderheden daaromtrent zijn niet voor openbaarmaking vatbaar, omdat de uitvoering van de plannen daardoor ernstig zou kunnen worden geschaad. Ten aanzien van de vraag, welke verwachtingen van het leger wor den gekoesterd, moge worden verwezen naar hetgeen daaromtrent is gezegd in de aan den Volksraad ingediende Memorie van Antwoord op het afdeelingsverslag omtrent de Begrooting voor 1920, Afdeeling IX, waaraan nog kan worden toegevoegd, dat bij de in October j.l. ge houden groote oefeningen wederom is gebleken, dat niet alleen het leger, wat geoefendheid betreft, aan hooge eischen voldoet, doch dat ook de geest in het leger goed genoemd mag worden. 2. Bij het departement van Oorlog wordt thans de samenstelling van het leger aan eene herziening onderworpen, waarbij er naar gestreefd wordt de sterkte tot het toelaatbaar minimun te beperken. In het gebruik van de militie zal onder bepaalde omstandigheden een equivalent voor die inkrimping gevonden moeten worden. In verband met een en ander moge het duidelijk zijn, dat de in het afdeelingsverslag genoemde maatregelen de instelling van het ambt van Secretaris-Generaal, de oprichting van eene gymnastiek- en sportschool, de toelagen aan leeraren welke gebeurlijk ook voor een leger dat uitsluitend voor politiedoeleinden zou worden bestemd, noodig zijn, niet ontijdig kunnen worden geacht en, onafhankelijk van Neder- land's toetreding tot den Volkerenbond, in hooge mate gewenscht zijn. Voor de uitbreiding van den militairen inlichtingsdienst geldt hetzelfde. Van eene zending van Indische offieren naar de slagvelden in Europa is hier slechts bekend, dat, naar aanleiding van een aan den Minister van Koloniën gericht verzoekschrift van een bij de K. M A. als leeraar werkzaam Indisch genieofficier om in de gele genheid te woiden gesteld eene reis naar bepaalde deelen van het Westfront te maken, door de Regeering h 11. werd geseind, dat tegen de inwilliging van het verzoek geen bezwaar bestond, maar dat ook de zending van een artillerie- en een stafofficier gewenscht werd geoordeeld. 1045

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 513