kampements- en de plaatselijke (militaire)commandanten. Tevoren
was reeds ter kennis van genoemd hoofdbestuur gebracht, dat bij
gebeurlijk in te stellen onderzoeken het streven uitgesloten moest
blijven om zich te plaatsen tusschen de militaire gezaghebbenden
en hunne ondergeschikten, omdat, bijaldien van zoodanig streven
onverhoopt mocht blijken, de legercommandant zich verplicht zou
achten om den toegang tot militaire inrichtingen aan de leden der
verschillende commissies te ontzeggen.
Van de hiervoren bedoelde beslissingen is mededeeling gedaan aan
de betrokken afdeelings- en gewestelijk militaire commandanten.
Het in 1931 ten aanzien van het dagblad „Het Nieuws van den
Dag van Nederlandsch-Indië" uitgevaardigd verbod om die courant
voor de militaire sociëteiten aan te schaffen berustte op de in het
voorschrift omtrent het huishoudelijk beheer dier sociëteiten voor
komende bepaling, dat geen abonnementen mogen aangegaan of
bestendigd worden op drukwerken, „waarin bij herhaling artikelen
„voorkomen, welke der krijgstucht of de goede zeden, dan wel aan
„den goeden militairen geest schaden".
Aangezien vorenbedoeld verbod sinds lang reeds geen reden van
bestaan meer had, zou het, bijaldien daarop de aandacht ware
gevallen, waarschijnlijk reeds eerder zijn ingetrokken.
De mededeeling in de M. v. A. moet zoodanig gelezen worden,
dat preventieve middelen in alle kampementen aanwezig zijn (n.l.
aan de wacht) en dat geleidelijk bepaalde lokalen zullen worden
aangewezen, waar die middelen kunnen worden toegepast.
9. Het feit, dat officieren zouden betrokken zijn bij groote
bestellingen, is noch bij de Regeering nóch bij het Departement
van Oorlog bekend. Wel zijn door den tegenwoordigen Voorzitter
van den Volksraad twee namen van officieren genoemd, die aan
deden zouden hebben in de steenenfabiiek te Nagrek (zie afdee-
linsverslag begrooting 1920, stuk 32, bladzijde 13/; memorie van
antwoord stuk 34 (j). bladzijde 23; verslag vergadering 3 Juli 1919,
bladzijden 246 en 253).
Naar aanleiding van deze mededeeling is y/el een onderzoek
ingesteld, voor zoover dit op grond van de verkregen inlichtingen
mogelijk was, en het resultaat aan het Volksraadslid, dat de aan
gelegenheid ter sprake bracht, medegedeeld.
De uitslag er van was, dat één der genoemde officieren inderdaad
in het bezit van dergelijke aandeelen was geweest. Deze officier
behoort echter niet tot het wapen der genie en heeft door den
aard zijner betrekking nóch met bestellingen van of leveringen
aan de genie noch met het uitvoeren van bouwwerken eenige
bemoeienis. Van eenig onregelmatigheid is dan ook niets gebleken.
10. De tribune op het Koningsplein is inderdaad tengevolge
van bijzondere omstandigheden kostbaarder geweest dan in de
bedoeling lag. Het gemis aan een dergelijk gebouwtje was reeds
meermalen gevoeld; het is thans opgelegd om bij voorkomende
1050