Met betrekking tot de feiten, vermeld in het artikel „Zondagsrust
in het leger" („De Banier" van 19/919), wordt een onderzoek
ingesteld.
Intusschen zij al dadelijk opgemerkt, dat de beoordeeling van het
aantal dagen, welke een troep noodig heeft om een bepaald traject
af te leggen, dient te worden overgelaten aan den betrokken com
mandant, en voorts, dat het onder omstandigheden beter kan zijn,
dat een troep den Zondag buiten het garnizoen doorbrengt, dan
dan dat de menschen worden afgejakkerd alleen om vóór Zondag
thuis te zijn.
Met betrekking tot het laatste gedeelte van het artikel kan worden
medegedeeld, dat kort geleden beslist is, dat van 1 Januari 1920
af de soldij wekelijks en wel op Zaterdag zal worden uitbetaald.
17. In het bedoelde stuk wordt gesproken van een „Chineeschen"
hekwieler onder commando van een „Chineeschen" gezagvoerder.
In verband hiermede kunnen n.h.v. alleen bedoeld zijn de particuliere
hekwielers, welke in het Djambische langs de groote rivieren worden
gebruikt voor vervoer van personen en goederen.
Onderofficieren hebben bij vervoer met particuliere stoom of
zeilschepen aanspraak op logies en voeding als passagier der 2de
klasse en moeten dus op bedoelde hekwielers ook in die klasse
worden vervoerd.
Eertijds voldeden die vaartuigen aan billijke eischen, doch daar
voor het oogenblik niet kan worden nagegaan, of en in hoeverre
de geuite klachten over de huisvesting aan boord van dergelijke
schepen op goede gronden berusten, zullen daaromtrent nadere in
lichtingen worden ingewonnen.
Voor wat betreft de vergoeding voor levensmiddelen, toe te ken
nen bij gemis van voeding bij reizen te water, wordt aangeteekend,
dat de Europeesche onderofficieren daarvoor vroeger aanspraak
hadden op 1.— per dag. Aangezien dit inderdaad niet toereikend
was, is het sedert I Januari 1919 verhoogd tot 2 50.
18. Betreffende den verwaarloosden staat van de begraafplaats
bij Moeara Teweh werd geenerlei mededeeling ontvangen.
Ingevolge de Staatsbladen 18H No. 196 en 1896 No. 185 berust
de zorg voor de algemeene begraafplaatsen ook voor bedoeld
kerkhof bij de Hoofden van gewestelijk bestuur, bij wie in voorko
mende gevallen op betere verzorging van de graven zal worden
aangedrongen.
20. a Infanterie.
Diensten bij de militie-compagnieën worden geregeld overeen
komstig die bij de Depót-Bataljons en bestaan uit den aard der
zaak aanvankelijk uit voor sportief ontwikkelde jongelieden weinig
inspannende diensten op het exercitieterrein en theorieën.
Ook naderhand bij uitrukkende diensten in het terrein is het
meer zaak den miliciens die diensten te leeren dan physieke inspan
ning van hen te verlangen, waardoor het vermogen om het geleerde
in zich op te nemen vermindert.
1053