nog slechts enkele jaren geleden incidenteel vrij belangrijk zijn verhoogd, ziet Zij geen reden om af te wijken van het voor de hoogere rangen toegepast systeem, dat de door de commissie berekende bedragen naar beneden worden afgerond; derhalve zullen de even- bedoelde cijfers van f 2.747 voor een kapitein en van f 3.660 voor een majoor zijn af te ronden onderscheidenlijk tot f2 700 en f3 600. De commissie heeft op bladzijde 6t van haar verslag de wensche- lijkheid bepleit om aan de met hunne Europeesche ranggenooten gelijkgestelde niet-Europeesche onderofficieren en aan de na invoe ring van hare voorstellen in Indië aangenomen Europeesche onderofficieren, brigadiers en ongegradueerden van de aanvullings troepen na 20 jaar dienst pensioenen toe te kennen, welke gelijk zijn aan de maximum-pensioenen, die hunne uit Nederland uitgezonden rang- en standgenooten na denzelfden diensttijd kunnen bereiken, doch overigens de eerstbedoelden niet in de gelegenheid te stellen om behoudens het wegens ongeschiktheid na ten minste 5 jaar dienst met een lager pensioen het leger te verlaten, zooals voor de laatstbedoelde militairen mogelijk is. De gegevens omtrent gageering en pensionneering in Nederland in de jaren 1910 lot en met 1914, welke bij het departement van Koloniën zijn bijeengebracht, hebben echter geleerd, dat meer dan 2/3 gedeelte van de gegageerde of gepensionneerde uitgezonden soldaten wegens lichamelijke ongeschiktheid het leger heeft moeten verlaten. Hoewel hierbij de gageeringen en pensionneeringen in Indië van uitgezonden soldaten niet in beschouwing zijn genomen en in elk geval wel kan worden aangenomen, dat de toestand gunstiger z 1 zijn voor de uitgezonden militairen, die als onderofficier het leger verlaten, zuil n er ook onder de laatstbtdoelden zeer velen zijn, die wegens lichamelijke ongeschiktheid moeten worden gepension- neerd, vóórdat zij den voor maximum-pensioen gestelden diensttijd van 20 jaar hebben volbracht. Voor hen, die in Indië zijn aangenomen en die hun dienst ver richten in eigen land en in een kiimaat, waaraan zij gewend zijn, is de toestand veel gurstiger; van hen kan zonder bezwaar een een iets langere diensttijd worden geëischt dan van hunne uitgezonden rang- en standgenooten. Het wordt daarom rationeel geacht om aan de met hunne Europeesche ranggenpoten gelijkgestelde niet-Europeesche onderofficieren en aan de Europeesche onderofficieren, brigadiers en ongegradueerden van de aanvullingstroepen, die in Indië in militairen dienst tieden na invoering van de onderwerpelijke voorstellen, na 20 jaar dezelfde normale pensioenen toe te kennen, die hunne uitgezonden rang en standgenooten na 15 jaar kunnen bereiken en de eerstbedoelden na 25 jaar dienst in het genot te stellen van dezelfde maximum- pensioenen, die de laatsbedoelden na 20 jaar dienst deelachtig worden Wanneer de pensioenen op deze wijze worden geregeld, kunnen de wijzigingen in het Europeesch militair pensioenreglement, welke de commissie op bladzijde 64, laatste lid, en bladzijde 65, laatste 1073

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 541