5°. Het rangverschil blijft ten onrechte ook voor de gevangenen gelden. Voor dergelijke onderscheiding is geen gegronde reden aan te wijzen. De klachten gelden meer het stelsel dan de wijze van behandeling door het gevangenispersoneel. Aangedrongen werd op afschaffing van de straf van rietslagen hoewel deze straf niet meer toegepast schijnt te worden, dient zij uit het tuchtreglement te verdwijnen. Mede bepleitte men afschaf fing van de straf: liggen zonder siroozak. Gevraagd werd, in hoever het dagbladbericht juist is, dat het bezoek van de genoemde Volksraadsleden van ongunstigen invloed is geweest op den geest in de militaire gevangenissen. Eenige leden zouden gaarne worden ingelicht omtrent den om vang van de ongeregeldheden, die in April jl ten gevolge van het verstrekken van ondeugdelijk voedsel in de strafgevangenis hebben plaats gevonden. Gaarne zou men vernemen, of aan de gevangenen in de straf gevangenis te Tjimahi het verrichten van werkzaamheden voor officieren opgedragen wordt. Met het oog op de zeer lage ver goeding, die voor het verrichten van werkzaamheden in de gevangenis gegeven wordt, zou men dit afkeuren. De aan het woord zijnde leden meenden, dat voor den arbeid in de gevangenis wel een hoogere belooning kan worden toegekend en dat deze tijd als diensttijd in aanmerking behoort te komen. Andere leden oordeelden, dat geenszins noodig, zelfs verkeerd. De gevangenissen dienen voor het doen ondergaan van straf en geens zins om de gestrafte in de gelegenheid te stellen geld te verdienen. Zij achtten het in tegenstelling met de eerste aan het woord zijnde leden juist, dat de straftijd niet als diensttijd geldt. Gedurende den straftijd is de militair door eigen toedoen niet in staat de militaire werkzaamheden, waartoe hij zich verbond, te verrichten. De tijd aldaar doorgebracht, behoeft dus bij berekening van den diensttijd niet in aanmerking te worden gebracht. Gevraagd werd, hoe het met de invoering van het nieuwe militaire strafwetboek staat. Eenige leden meenden, dat men in het strafrecht voor militairen een principieel onderscheid moest maken tusschen: a. sociale misdaden, b. specifiek militaire misdrijven als insubordinatie. Zij, die delicten behoorende tot de eerste groep plegen, moeten voor den burgerlijken rechter verschijnen en in burgerlijke strafin richtingen hun straf ondergaan. Zij, die blijkens vonnis van den Militairen rechter zich aan mi litaire vergrijpen hebben schuldig gemaakt, zullen hun straf in mi litaire verbeteringsgestichten hebben te ondergaan. Militairen, die zich in dienst als absoluut onhandelbaar hadden leeren kennen, behoorden, meende men, hoe eer hoe beter uit den krijgsdienst ontslagen te worden. Het leger heeft niets aan hen en voor hun omgeving zijn zij verderfelijk. Onder af deeling 390, onderdeel c. Toelagen aan jongelieden van 599 I. M. T. 38 1919.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 57