Tevens werd de vraag gesteld, of ook aan de vrouwen van niet-
Europeesche militairen vivresindemniteiten worden uitbetaald.
Gevraagd werd, of in de tegenwoordige omstandigheden nog wel
reden bestaat voor dergelijke hoogere uitgaven bij de legering van
troepen in Atjeh. Men meende, dat de toestand daar thans niet veel
anders is dan in andere buitengewesten.
Onder af deelingen 405 en 406 Toelagen en leermiddelen voor den
leergang in de Javaansche taala.v. in de Soendaneesche taal.
Sommigen trokken in twijfel, of de leergangen in de Javaansche
en Soendaneesche taal wel veel resultaat hebben, aangezien het in
de praktijk gebleken is, dat zij, die den cursus gevolgd hebben en
aan wie een diploma is uitgereikt, vaak niet in staat waren zich
tegenover de soldaten van het Javaansch te bedienen. Ook leidt
het tot niets, wanneer personen, die er geen belangstelling of aanleg
voor hebben, tot het volgen van dergelijke leergangen worden
aangewezen. Ook werd opgemerkt, dat de cursus van te korten
duur is.
Hiertegen werd aangevoerd, dat bij sommige werkelijk belangstel
lenden, die den leergang volgden, toch gunstige resultaten werden
toereikt.
Onderaf deelingen 411 en 412. Uitgaven voor het vrijwillig auto
mobielcorps op Java en Madoera; a.v. voor het vrijwillig motorbe-
richtrijderscorps.
Gevraagd werd, of het nog wel noodig was 'na de invoering
van den dienstplicht voor de Furopeanen deze vrijwilligerskorpsen
in stand te houden.
Onderaf deelingen 413. Schadeloosstelling aan gepensionneerde
officieren bestemd om in oorlogstijd als etappecommandanten op
te treden, enz.
Gevraagd werd, op welke wijze het voor deze afdeeling uitgetrokken
bedrag van 20.— wordt besteed.
Onderafdeelingen 416. Renteloos voorschot aan de N.V. Veeteelt
onderneming Djampit voor het fokken van legerpaarden.
Men zou gaarne vernemen, welke resultaten met deze fokkerij
zijn verkregen.
Onderaf deeling 417. Kosten verbonden aan het invoeren van
dienstplicht voor de Europeesche Nederlandsche onderdanen.
Gevraagd werd, of het tegenwoordige onbeteekenende militieleger
niet zou kunnen worden opgeheven. Slechts van een militieleger
van tenminste 200.CCO man zou eenig nut te wachten zijn. De ont-
wikkelde Europeanen en Inlanders moeten dan ook niet voor
ondergeschikt militair werk worden gebezigdmen moet hen voor
het kader opleiden.
601