In verband met de zienswijze van den tegenwoordigen Minister
van Koloniën zal dienen te worden afgewacht, tot welke maat
regelen c q. ook vermindering van de sterkte van het Indisch ie
gerde stichting van een Volkerenbond aanleiding zal geven.
De afschaffing van de medaille voor Moed en Trouw werd in
1913 bij het Opperbestuur voorgebracht bij de voorstellen 1tot her
ziening van de Wet en het Reglement op de Militaire Willemsorde.
Hierop is door het Opperbestuur nog geen beslissing genomen.
Het niet meer toekennen van genoemde medaille voor Moed en
Trouw zou dus een vooruitloopen zijn op die te nemen beslissing.
Intusschen bestaat er geen bezwaar tegen om, bij eventueele voor
drachten tot toekenning van militaire belooningen, zooveel mogelijk
te handelen in den geest van het thans voorgestelde.
Ten aanzien van het betoog, dat het redelijk zou zijn de ndder-
soldij, verbonden aan de M. W. O., voor Europeanen en Inlanders
eeliik te stellen, zij medegedeeld, dat daarmede bij artikel 9 van
de Ontwerp-wet betreffende deM.W. O. reeds rekening is gehouden.
Indien dit Ontwerp tot wet wordt verheven, zullen alle ridders der
M. W. O. beneden den rang van officier, ongeacht hun landaard,
dezelfde riddertoelage genieten.
Waar eene verhooging van den post voor riddersoldij het nemen
van eéne beslissing Sp bovenbedoelde voorstellen niet ral kunnen
bespoedigen, wordt die verhooging niet noodig geacht, mede gelet
op de omstandigheid, dat thans de militairen al zeer weinig
gelegenheid zijn, zich te velde te onderscheiden.
De mogelijkheid van het totstandkomen van een Volkerenbond
en van eene daarmede samengaande beperking dein weermachten
is oorzaak, dat thans niet kan worden aangegeven, op welke wijze
in de naaste toekomst het vraagstuk van de Yerdediging van IIndië
tot oplossing zal worden gebracht. Zoolang die oplossing nog niet
is gevonden? is ook het tijdstip nog met aangebroken, om een oor
deel uit te spreken over de wenschelijkheid van de instelling
^Een scheiding tusschen de leiding van het Departement van Oorlog
en het Commando van het Leger, zal slechts dan mogelijk zijn,
indien tot de instelling van verantwoordelijke departementshoofden
m°Wer<TdaartoeVfhanf besloten, dan zou de Commandant van het
L eger toch het verantwoordelijk hoofd van beide instellingen moete
bl'ivaar intusschen niet kan worden ontkend, dat de dubbele functm
van departementshoofd en legercommandant te veel ver» y^\.
werkkracht van één persoon, zijn sinds enkele maanden voorstellen
Sfde Regeering in overweging, welke beoogen langs anderen weg
den Commandant van het Leger van een deel van zijne overmatige
*a^Ukel°nn3 van het RR. geeft duidelijk de taak van het Leger
aan Hun, die desondanks van meening mochten zijn, dat m werkelijk
heid het leger slechts bestemd is voor onderdrukking van bmnenland-
6G6